Theo van Boven: ‘Mensenrechten zijn nog altijd de rechten van geprivilegieerden’
Een jaar voor de oprichting van Amnesty International kreeg Theo van Boven een baan bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. Daar legde mister human rights de basis voor zijn internationale carrière in de rechten van de mens. Als geen ander kan hij terugkijken op wat is bereikt. ‘De doorbraak bij de VN kwam in 1973, door de terreur in Chili na de coup.’
Theo van Boven (76), emeritus hoogleraar aan de universiteit van Maastricht, dacht dat hij alles op mensenrechtengebied had meegemaakt. Voor zijn vele VN-functies reisde hij de hele wereld over en vestigde hij de aandacht op schendingen van mensenrechten in talloze landen. Maar dat hij zich zorgen zou maken over de situatie in eigen land, is nieuw voor hem. ‘Er gaan in Nederland stemmen op die afzwakking van de grondwet bepleiten. Zoiets doe je niet. Je verstevigt de constitutie hooguit’, stelt hij in de universiteit in Maastricht, waar hij ondanks zijn emeritaat tien jaar geleden nog altijd een honoraire aanstelling heeft.
‘Bij de PVV is dat het schrijnendst, maar ook in andere kringen zetten politici zich in om het gezag van de grondwet en de beginselen die we internationaal zijn overeengekomen te ondermijnen. De parallellen die getrokken worden met de jaren dertig zijn zeker niet allemaal ongegrond. De uitsluiting van vreemdelingen en in het bijzonder die van moslims, is verregaand.’ Van Boven, als voormalig lid van het VN-comité tegen rassendiscriminatie, is groot voorstander van de strafrechtelijke vervolging van Geert Wilders. ‘Toen het Openbaar Ministerie dat aanvankelijk staakte, heb ik met een paar andere juristen een klacht ingediend bij het Amsterdamse Hof. De Koran op één lijn stellen met Mein Kampf, dat is diep grievend. Dan kun je niet onder het mom van de vrijheid van meningsuiting zeggen dat ze er maar tegen moeten kunnen.’
‘Op mijn pad’
We zitten in houten framestoelen op de gang van de universiteit: Theo van Boven is nog altijd niet opgehouden met werken, maar, vertelt hij, ‘bij de laatste verhuizing werd mijn kamer een werkplek voor drie mensen en kreeg ik iets veel kleiners.’ Die krappe ruimte, waarin ook nog veel dozen staan, wil hij ons niet aandoen. Van Boven praat openhartig, verre van formalistisch. Ruim twee uur heeft hij ingepland voor dit gesprek, waarin hij voortdurend schakelt tussen zijn ervaringen van de afgelopen vijf decennia.
Zijn carrière begon in 1960 bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. ‘Aanvankelijk hield ik me niet bezig met mensenrechten. Het kwam op mijn pad.’ Hij schreef (‘in mijn vrije tijd’) het proefschrift De volkenrechtelijke bescherming van de godsdienstvrijheid. ‘Ik was assistent geweest van professor Beaufort, een pater die in 1948 de Nederlandse delegatie leidde in de beraadslagingen over de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Beaufort wilde dat daarin naar God werd verwezen. Een onzalig idee, dat te weinig steun kreeg. Het riep de relevante vraag op of de Verenigde Naties werkelijk moesten stemmen over het al dan niet bestaan van God. Beaufort verwoordde op het ministerie steeds het standpunt van het Vaticaan. Dat is toch niet het Nederlandse standpunt, dacht ik. Ik ben gelovig, protestants, maar religie is geen staatskwestie. Het thema kwam in de jaren zestig ook nog aan de orde in de ministerraad die van mening was dat Nederland geen spreekbuis moet zijn van een bepaalde religie.’
Dat zoveel mensen me moreel steunden was beloning genoeg
In 1977 werd Theo van Boven directeur van het VN-bureau voor mensenrechten. Hij was maar één van de driehonderd VN-directeuren, maar eindigde als de bekendste. In 1982 hield hij de gebruikelijke toespraak bij de opening van Commissie Mensenrechten. ‘Daar werd je geacht geen landen bij hun naam te noemen. Dat vond ik onzin. Ik maakte een speech waarin ik onder meer de situatie in Guatemala beschreef. Wat zich daar heeft afgespeeld, is misschien het meest schrijnend in heel Latijns-Amerika. Talloze lijken dreven daar door de rivieren. Het VN-hoofdkantoor in New York wilde de passage schrappen. Ik zei dat ik dat voor mijn geweten niet kon verantwoorden.
Grote vijand
Ik kreeg uiteindelijk toestemming, maar moest wel een zin toevoegen dat een aantal onderdelen van mijn speech niet noodzakelijkerwijs de mening van de secretaris-generaal vertolkte. Dat deed ik, maar toch werd ik een week later ontslagen. Waarschijnlijk zat Argentinië daarachter, mijn grote vijand in die tijd, terwijl ik dat land nota bene niet in de speech had genoemd.’ Hij vocht z’n ontslag niet aan. ‘Ik vroeg ook geen schadevergoeding. Dat zoveel mensen me moreel steunden was beloning genoeg. Toen ik laatst hoorde van de forse gouden handdruk voor Amnesty’s vorige secretaris-generaal Irene Khan, vond ik dat te gortig. Zoiets hoor je niet te doen bij een niet-gouvernementele organisatie. Daar geven de mensen hun geld niet voor.’
Martelverbod op de tocht
Van Boven kwam vervolgens terecht bij de Maastrichtse universiteit, van waaruit hij veel VN-functies bekleedde. De meest intense was die van speciale rapporteur voor marteling, van 2001 tot 2004. ‘Het was in de nasleep van Nine-Eleven, dat maakte het niet eenvoudig. Het martelverbod kwam op de tocht te staan. Vooral de Amerikaanse regering moest je exact vertellen waar het op aan kwam: niet martelen, geen mensen naar plekken sturen waar ze gemarteld zouden kunnen worden, geen geheime detentiecentra. Toen ik Guantánamo Bay voor het eerst aan de orde stelde, zeiden de Amerikanen: “Waarom kijk je naar ons, er wordt zo veel gemarteld in de wereld.” Maar ik wist hoe erg het was, het ergst nog in detentiecentra die buiten de publiciteit bleven, in Afghanistan en Irak. Je hebt niet veel macht als rapporteur. Je kunt zeggen wat je ter ore is gekomen, soms kun je samen met andere VN-functionarissen druk zetten. Maar als de Amerikanen je geen toegang geven tot Guantánamo Bay, wordt het moeilijk.’
De Amerikanen, de Russen, de Chinezen, ze hadden allemaal geen belang bij ophef over Cambodja
Van Boven werd aanvankelijk wel door China uitgenodigd. ‘Maar dat deden de autoriteiten waarschijnlijk alleen om goede sier te maken. Zodat ze konden zeggen: “Wat u van de VS niet mag, mag van ons wel.” Uiteindelijk ging ik niet, omdat China niet wilde instemmen met mijn voorwaarden. Ik eiste dat ik me vrij kon bewegen, dat ik slachtoffers zonder getuigen kon horen, dat die gegarandeerd geen repercussies zouden ondervinden. Misschien was ik te rigide. Mijn opvolger Manfred Nowak bezocht China wel.’
Massamoorden
We lezen een stukje voor uit een voordracht die hij hield op een Amnesty-conferentie in 1992. Die ging over massamoorden in de laatste dertig jaar. Daar wist ik hoegenaamd niets van, zei hij toen. ‘Ja, dat vond ik erg frappant. In 1966 telden mensenrechten nauwelijks op het ministerie van Buitenlandse Zaken, ik was een jonge referendaris die het er zo’n beetje op eigen houtje bij deed. Een half miljoen mensen vermoord in Indonesië? Ik wist van niks, het was geen onderwerp van gesprek. De Verenigde Naties deden er ook niets mee. Later, toen ik bij de VN werkte, vond er in Cambodja de allergrootste genocide plaats. Maar we zaten maar wat te gissen. Uit Latijns-Amerika kwamen mensen met foto’s van lijken, maar al die jaren is nooit iemand uit Cambodja naar me toegekomen. De Amerikanen, de Russen, de Chinezen, ze hadden allemaal geen belang bij ophef over Cambodja.
‘Eigenlijk was Chili, de terreur na de staatsgreep van 1973, de doorbraak voor de VN. Veel landen spraken schande over de situatie daar. Toch wilden velen, waaronder de Chileense oppositie, ook toen geen onderzoek, omdat de VN zouden samenwerken met de regering. Ook de Nederlandse PSP was tegen. Tegen de stroom in deden we het toch. Dat was pionierswerk, we bewezen dat het kon.’
Gemeden door de VN
Theo van Boven memoreert dat foltering lange tijd werd doodgezwegen. ‘Begin jaren zeventig wijdde de Nederlandse VN-vertegenwoordiger in New York een deel van zijn speech in de Algemene Vergadering aan martelen. Onmiddellijk protesteerde Brazilië. Moet je nagaan, dat land had hij niet eens genoemd! Toen Amnesty in 1973 de eerste campagne tegen martelen startte, werd de organisatie nog door de hele VN gemeden. De Unesco weigerde zelfs een ruimte aan Amnesty te verhuren voor een conferentie. Maar Amnesty zette door en won daardoor aan gezag.’
Bij crises worden blanken gelijk uitgevlogen, zwarten moeten zich maar zien te redden
We vragen naar zijn bevindingen 25 jaar later, toen hij de Nederlandse delegatie leidde bij besprekingen over het Internationaal Strafhof in 1998. Dat mondde uit in het Statuut van Rome, de ‘grondwet’ van het Strafhof. Inmiddels heeft dit hof 23 mensen aangeklaagd uit vijf landen, allemaal uit Afrika. Duidt dat op succes of is het teleurstellend? ‘Elk oordeel is voorbarig. Neem het Europees Mensenrechtenhof, dat had jarenlang maar een paar zaken, nu loopt het er storm. Het Joegoslavië-tribunaal begon ook moeizaam. Het eerste jaar ben ik er griffier geweest, het was erg frustrerend. Maar nu gebeurt er van alles. Bij het Strafhof zou de aanklager wat meer eigen initiatief mogen tonen, dat is iets waarvoor we ons in Rome juist hard hebben gemaakt. Misschien dat de opdracht van de Veiligheidsraad om de misdrijven in Libië te vervolgen het hof een nieuwe impuls zal geven. Geef het Strafhof nog een jaar of tien. En koester geen overdreven verwachtingen. Ik geloof niet zo dat het dictators afschrikt. Toen ze de massamoord in Srebrenica begingen, waren Mladic en Karadzic al lang door het tribunaal aangeklaagd.’
Homohuwelijk
Van Boven vind het resultaat van vijftig jaar mensenrechtenwerk een mix. ‘We hebben in Nederland nogal wat bereikt. Neem het homohuwelijk, daar had ik dertig jaar geleden nooit over nagedacht en nu wordt het nota bene verdedigd door minister Verhagen van het CDA.
‘We hebben ook een hoop verloren. Dertig jaar geleden werden Chileense en Argentijnse vluchtelingen opgewacht aan de vliegtuigtrap, nu willen we ondanks alle afschuw de mensen uit Libië beslist niet hier hebben. En nog altijd sluiten we de ogen. In Congo zijn miljoenen mensen omgekomen, spreekt iemand daarover? De rechten van de mens zijn nog altijd rechten van geprivilegieerden. Bij crises worden de blanken gelijk uitgevlogen, de zwarten moeten maar zien hoe ze uit de modder komen.’
Ouwe hobby
Op de vraag of hij opnieuw zou kiezen voor een leven lang werken voor de mensenrechten, als hij alles over mocht doen, zegt hij stellig ja. ‘Laatst mocht ik de eerste Theo van Boven-lezing geven. Ik koos als titel From exclusion to inclusion. Dat is een ouwe hobby van me: opkomen voor marginale groepen en hen erbij trekken. Juist daarom maakte de VN verdragen voor vrouwen, kinderen, migranten, gehandicapten. Ik houd van studie maar ik ben toch eigenlijk een man van de praktijk. Daarom deed ik die functies bij de VN zo graag. Toen ik daar kwam werken, waarschuwde mijn voorganger: de rigid religious Dutchman komt eraan. Dat was niet helemaal onwaar. Ik geloof in de verantwoordelijkheid die we allemaal hebben.’
Biografie
NAAM Theo van Boven (1934) BIJNAAM mister human rights BEGON ZIJN CARIÈRE in 1960 bij het ministerie van Buitenlandse Zaken DIRECTEUR VAN HET VN-bureau voor de mensenrechten was hij vanaf 1977 NA EEN KRITISCHE SPEECH in 1982 over Guatemala kreeg hij ontslag en verhuisde hij naar Maastricht waar hij professor werd VERVULDE HIERNA nog verschillende VN-functies, onder meer als speciaal rapporteur marteling van 2001 tot 2004 ONDERSCHEIDEN met verschillende prijzen en vier eredoctoraten MEEST OPMERKELIJKE was die van de universiteit van Buenos Aires (2009), dertig jaar nadat Argentinië hem zag als ‘grote vijand’
Tekst: Arend Hulshof en Daan Bronkhorst
Wordt Vervolgd, mei 2011