
Syrië is oud geworden
Mijn vliegtuig landde in Damascus, de stad die ik jarenlang mijn liefde heb ontzegd. De enige manier waarop ik met mijn gedwongen migratie kon omgaan, was mezelf ervan overtuigen dat ik mijn land haatte.
Ik heb jullie, lezers, zoveel verhalen verteld over mijn nieuwe leven in Europa, over assimilatie en integratie in vreemde samenlevingen die me verwelkomden in mijn donkerste uur. Vaak moet ik denken aan mijn Nederlandse vrienden en vriendinnen, Yvonne, Kok, Dick, Christine, Celine en mijn buren in de vredige stad Haarlem. Ik zie nog steeds mijn knusse huisje voor me, met uitzicht op de gracht en de veehouderijen in de verte.
Jarenlang heb ik langs de rivieren en grachten in Nederland gelopen terwijl ik de straten van mijn Aleppo voor me zag. Vroeger gaf ik de Nederlandse straten en pleinen namen uit mijn geboortestad, zodat ze niet in de afgrond van mijn geheugen zouden vallen. De gedichten van Mahmoud Darwish verwarmden de lange winters van Nederland, terwijl ik ze voordroeg in de straten van Haarlem. ‘Alleen verdedig ik lucht die niet de mijne is.’
In Damascus word ik opeens gezien als ‘de Nederlandse vrouw’
Hoe vaak heb ik niet het gevoel gehad dat het niet mijn lucht was die ik in Nederland inademde! Ik herinner me nog steeds hoe pijnlijk het voor me was om mezelf te dwingen van de details van een nieuw leven te houden, terwijl ik niet kon stoppen met verlangen naar een voorbij leven.
Vandaag, terwijl ik de bodem van Damascus aanraak, zonder een greintje angst om achtervolgd te worden door leden van een onderdrukkend regime, dringen de straten van Haarlem en mijn Nederlandse vrienden mijn gedachten binnen.
Het verkeer is krankzinnig als mijn taxi door de trieste straten van Damascus rijdt. Droefheid. Niets beschrijft het beter. Grijze, vervallen gebouwen, kapotte trottoirs en parken die ooit weelderig waren, teruggebracht tot een enkele, worstelende boom. Toch glimlach ik, terwijl mijn reis voor mijn ogen rolt als een oude film.
Mijn ontsnapping. De rubberboot die de stormachtige zee trotseerde die duizenden anderen opslokte op dezelfde route van Turkije naar de veilige kusten van Europa. Het koude kamp in Ter Apel, de flauwe maaltijd die ik kreeg in een zwarte doos, en de gezichten van degenen die mijn kamer deelden in de acht Nederlandse azc’s waar ik in zat.
Vandaag keer ik terug, gehuld in de groene vlag van de revolutie
‘In Damascus slaapt de vreemdeling in zijn schaduw, staande als een minaret.’ Zo beschreef Mahmoud Darwish de stad. Maar als ik eindelijk in deze stad ben, nemen beelden van Nederland mijn gedachten over.
Syrië is oud geworden. Een land verpletterd door een krankzinnige oorlog. Bleke en vermoeide mensen op straat, ijskoud en zonder middelen om zich te verwarmen. Toch glimlachen ze, vol hoop, ze stralen geruststelling uit en vertellen je het verhaal: de oorlog heeft ons leeggezogen, Assad heeft ons beroofd, we zijn te uitgehongerd om dit gebroken land weer op te bouwen, we hebben een lange knuffel nodig.
In Damascus word ik gezien als de Nederlandse vrouw, en in Haarlem noemden mijn buren mij de nieuwe Syriër. Ik beleef een vreemde mix van emoties. Veertien jaar heb ik voor mijn leven gerend omdat ik over vrijheid zong.
Vandaag keer ik terug, gehuld in de groene vlag van de revolutie, de vlag van Syrië, zingend in de straten van de vermoeide stad: we zijn eindelijk vrij. Assad is gevallen. Lang leve het vrije Syrië!