Stout stuntje
Het wrak van een vissersscheepje waarin ten minste achthonderd vluchtelingen en migranten het leven verloren in 2015, is een van de hoogtepunten van de Biënnale in Venetië dit jaar. De slachtoffers probeerden van Libië over te steken naar het Italiaanse Lampedusa. Het propvolle scheepje kapseisde.
De tentoonstelling was een ideetje van de Zwitsers-IJslandse kunstenaar Christoph Büchel. Kunst is lijden, maar niet voor Büchel: hij bestelde gewoon een vrachtvervoerder en liet het verroeste wrak vanuit Sicilië naar de Biënnale tuffen. Büchel geeft nooit interviews, zijn kunst spreekt voor zichzelf, maar namens hem sprak curator Laura Francesca Di Trapani de verwachting uit dat Biënnale-bezoekers bij de aanblik van het wrak wel twee minuten stilte zouden betrachten om te reflecteren op de samenleving.
L’art pour l’art hoeft van mij niet per se: ik ken veel mooie voorbeelden van ‘betrokken kunst’. Mijn favoriet is de film Episode III: Enjoy Poverty van de kunstenaar Renzo Martens, een meesterwerk over ontwikkelingssamenwerking waar je je rot van schrok en dat je hielp om de wereld beter te begrijpen. De tentoonstelling van dit scheepswrak in Venetië is ook kunst, anders zouden er geen (verwachte) 275 duizend kunstliefhebbers naar komen kijken. De aandacht van nagenoeg alle grote internationale media ervoor is overweldigend – maar dan als een gewaagde provocatie van een kunstenaar die van gewaagdheden zijn verdienmodel maakte. Büchel presenteerde de kunstwereld al menig stout stuntje: hij verklaarde de muur van Trump tot kunst vanwege de esthetische waarde ervan en drapeerde zijn eigen zweetsokken op een museumvloer en hing daar een prijskaartje aan van 20 duizend Britse ponden. O la la! Maar ook de luiheid ten top.
Niemand betracht bij de aanblik van het scheepswrak zelfs maar een halve seconde reflectiestilte
De tentoonstelling van het scheepswrak heeft al geleid tot grotere internationale faam en marktwaarde van de kunstenaar, maar niet tot grotere betrokkenheid van het Biënnale-publiek bij het drama dat het gevolg is van Europa’s vluchtelingenbeleid. Ik heb het van een ooggetuige dat niemand bij de aanblik ervan zelfs maar een halve seconde reflectiestilte heeft betracht: het scheepje werd pal naast een café geplaatst waar bezoekers komen voor espressootjes, bubbels en babbels.
Naar aanleiding van Büchels Biennale-wrak dacht onlangs de Rotterdamse Petra de Jong op Facebook behulpzaam met de kunstwereld mee. Van wegkijken van het vluchtelingendrama op de Middellandse Zee, naar betalen om het te zien, dat kunnen ze al, constateerde ze: dode migranten en vluchtelingen waren al vaker de muzen voor creatieve scheppers. De Chinese topkunstenaar Ai Weiwei lag voor de India Art Fair al eens plat met zijn voorhoofd op een kiezelstrand op Lesbos om het beeld van het verdronken jongetje Alan Kurdi opnieuw te creëren. Dat was in 2016. De Jong suggereerde dat ze nu ‘misschien ook kaartjes kunnen verkopen om live vluchtelingen te zien verdrinken voor de Libische kust?’ Een prikkelende, innoverende gedachte met een hoog o la la-gehalte. Ook daar is vast weer publiek voor te vinden.