Srebrenica
Het proces tegen generaal Mladic is één van de meer dan twintig zaken voor het Joegoslavië-tribunaal waar de feiten rond de genocide in Srebrenica worden (en werden) onderzocht. En toch, zei aanklager Dermot Groome deze week tegen een groep internationale studenten met wie ik het tribunaal bezocht, brengt iedere zaak weer nieuwe inzichten. De dagboeken van Mladic (3500 pagina’s)bijvoorbeeld die in 2010 ingemetseld in het huis van de generaal werden gevonden geven nieuwe informatie over de rol van de Servische regering bij de val van het Bosnische Srebrenica.
Over inzichten in de gebeurtenissen in Srebrenica ging het deze week ook bij de Hoge Raad. Deze boog zich over de zaak van de families van de Dutchbat-tolk Hassan Nuhanovic en de Dutchbat-electricien Mustafic tegen de Nederlandse staat. Zij houden de Nederlandse staat mede aansprakelijk voor de dood van de ouders en broer van Nuhanovic en van Mustafic omdat Dutchbatters hen geen bescherming wilde geven op de Nederlandse compound toen Srebrenica onder de voet werd gelopen door de Bosnische Serviërs. Het Hof had de Bosniërs in het gelijk gesteld. De Staat ging in cassatie. De in moreel en juridische zin gecompliceerde zaak is terug te brengen op drie kwesties. De Hoge Raad moet een antwoord geven op de vraag of Nederland rechtsmacht heeft over de gedragingen van de leden van Dutchbat. Deze opereerde immers onder de verantwoordelijkheid van de VN. Ten tweede buigt de Hoge Raad zich over de vraag of Dutchbat ‘effective control’ had over hetgeen zich op de compound afpeelde. En ten slotte moet ons hoogste rechtscollege antwoord geven op de vraag of de Dutchbatters wisten wat er zou gebeuren met degenen die zij van de compound stuurden. Met betrekking tot dit laatste heikele punt stelde de staat dat Dutchbat ‘met de wetenschap van toen’ niet had kunnen weten dat hun handelen desastreuze gevolgen zou hebben. Dat vind ik een vreemde voorstelling van zaken. De moslims waren massaal naar de compound van Dutchbat gevlucht omdat zij de agressie van de Serviërs vreesden. Dutchbat wilde zelf ook zo snel mogelijk vertrekken omdat het doodsbang was voor de overmacht en het geweld van de Serviërs. De advocaten van Nuhanovic en Mustafic brachten de rechters in herinnering dat men vanuit de compound lijken kon zien liggen. Belangrijker lijkt me het gegeven dat het zomer 1995 was. Er waren vier jaren van etnische zuiveringen voorafgegaan. In die vier jaar waren er 100 duizend doden gevallen. Sterker nog, in 1995 dacht men nog dat er 250 duizend slachtoffers waren gevallen, een aantal dat pas later naar aanleiding van gedegen onderzoek naar beneden bijgesteld moest worden.
De kennis over de gebeurtenissen in Srebrenica die wij nu hebben is vele malen groter dan in 1995. De zaken bij het Joegoslavië-tribunaal hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de waarheidsvinding en doen dat – zie de zaak Mladic – nog steeds. Maar dat het een groot risico was om moslims in de armen van de Bosnische Serviërs te drijven dat wist men toen echt al.