Srebrenica
Vorige week werd het één na laatste hoofdstuk geschreven in de Nederlandse Srebrenica-zaak. (Zie ook deze blog.) Die zaak houdt mij en mijn collega’s van de Rechtenfaculteit sinds het begin in zijn greep. Het gaat hier immers om één van de centrale onderwerpen van ons vak: aansprakelijkheid!
In de Srebrenica-zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de staat (i.c. de Nederlandse) en de vraag of deze aansprakelijk is voor de handelingen van Nederlandse militairen in de context van de internationale VN-operatie in Bosnië. De procureur-generaal (PG) bij de Nederlandse Hoge Raad bracht op 3 mei zijn advies uit over de vraag of het niet-beschermen van de familieleden van de Dutchbat-tolk Hasan Nuhanovic een onrechtmatige overheidsdaad van de Nederlandse staat oplevert.
De landsadvocaat had namens de staat betoogd dat de militairen onder verantwoordelijkheid van de VN opereerden en dat Nederland niet aansprakelijk was. Nee, zegt de PG in een prachtig helder betoog, de VN hadden geen ‘effective control’ over de manschappen van Dutchbat op het moment dat deze de familie van de tolk wegstuurden. Srebrenica was gevallen en de rol van de VN was uitgespeeld. Dutchbat stond er alleen voor, schrijft de PG, en daardoor was het handelen van de Dutchbatters de volledige verantwoordelijkheid van Nederland geworden. En zo werd Nederland aansprakelijk. De PG wijst op de omstandigheid dat na de val van de enclave de militairen de opdracht hadden om vluchtelingen te evacueren en te beschermen. Dutchbat had dus alles in het werk moeten stellen om de familie van Nuhanovic mee te nemen, met of zonder VN-pas en het had de risico’s die daaraan verbonden waren moeten accepteren. Sterker nog, de PG zegt dat de risico’s er op dat moment niet toe deden.
De PG veegt de vloer aan met het argument van de landsadvocaat dat de staat indertijd niet had kunnen weten wat er met de Nuhanovic-familie zou gebeuren toen men ze van de compound stuurde. De staat voerde aan dat men zeer terughoudend dient te zijn om met de kennis van nu de beslissingen van toen te toetsen. De PG schrijft: ‘Wanneer de rechter zich daarover niet zou mogen uitspreken, zou rechteloosheid ons ten deel kunnen vallen’. Het is één van de vele uitspraken van de PG die mij tot grote tevredenheid stemmen. We wisten toen immers al heel veel. In september zullen we zien of de Hoge Raad het advies van de PG zal volgen. Als dat zo is, dan gaat onze Srebrenica-zaak de geschiedenis in als een mijlpaal die zijn weerga niet kent.