Srebrenica

Hoe nu verder? Die vraag dringt zich op na het oordeel van de Hoge Raad dat Nederland aansprakelijk is voor de dood van drie leden van de familie Nuhanovic en van Rizo Mustafic, die in 1995 werden weggestuurd van de basis van Dutchbat in Srebrenica  – recht in de armen van de Bosnische Serviërs. Twee suggesties klinken het luidst: schadevergoeding en excuses.

Wat opvalt, is dat deze suggesties vooral komen van commentatoren en andere niet direct betrokkenen. Ik heb er de familieleden van de vermoordde Bosniërs tenminste niet over gehoord. Zij – de overlevenden – zijn blij dat onze hoogste rechter nu heeft bevestigd wat voor hen al achttien jaar als waarheid gold. Ze hebben vooral ook weer vertrouwen gekregen in de Nederlandse staat. Dat vertelde de zoon van Rizo Mustafic tegen de samengestroomde pers, kort nadat de Hoge Raad haar uitspraak had gedaan. Waarheid en erkenning van verantwoordelijkheid, het zijn belangrijke ijkpunten voor herstel na oorlog en geweld.

Straf- en civiele rechtszaken over oorlogsmisdrijven gaan meestal over deze twee punten. Zie de rechtszaak eerder dit jaar tegen de Guatemalteekse ex-president Rios Montt. De slachtoffers van zijn genocidale campagnes hadden voor de rechter drie eisen gesteld: de genocide moet een plaats krijgen in de geschiedenisboeken en op alle scholen worden onderwezen, de verantwoordelijken moeten worden gestraft en militairen moeten beter worden opgeleid zodat zulke misdrijven niet meer voorkomen. Ik vond dat een heldhaftige verlanglijst. Geen herstelbetalingen, geen excuses, maar maatregelen om met vertrouwen de toekomst tegemoet te gaan.

Op dit moment liggen er in Bosnië duizenden, nee, tienduizenden zaken bij de rechter. De oorlogsslachtoffers die ze hebben aangespannen vragen de Bosnische autoriteiten om assistentie bij herstel van fysieke of mentale schade die ze tijdens de oorlog opliepen. Ook willen ze hulp bij de restitutie van vernietigd of geroofd bezit. Zo streed de moslimgemeenschap in Banja Luka jaren voor een vergunning om de vijftien moskeeën te herbouwen die de Bosnische Serviërs met de grond gelijk hadden gemaakt.

De autoriteiten zwijgen: Bosnië heeft nauwelijks wetgeving of beleid om de oorlogsslachtoffers bij te staan. Dus stapt men massaal naar de rechter, hoe lang de procedures ook daar duren. ‘Als de overheid ons slechts tegenwerkt, is dat het enige wat we kunnen doen’, verklaarde onlangs een vertegenwoordiger van de moslimgemeenschap van Banja Luka.

De vraag ‘hoe nu verder’, zou ik willen beantwoorden met het advies aan de Nederlandse regering om beleid te formuleren dat de (kostbare) gang naar de rechter in de toekomst voorkomt. Dat zal neerkomen op een tijdige erkenning van feiten en verantwoordelijkhedenaan de hand van de overwegingen van de Hoge Raad. Ondertussen wens ik de Bosniërs net zo’n lange adem als de families Nuhanovic en Mustafic en hun advocate Liesbeth Zegveld.