Schrijver Carolina Trujillo: ‘Mijn ouders waren guerrillastrijders’

We reizen de wereld rond, verzamelen verhalen en keren ermee terug naar huis. Welke plaatsen hebben een onuitwisbare indruk bij ons achtergelaten? Dit keer: schrijver Carolina Trujillo (53). ‘Zodra ik ergens aankwam, probeerde ik de lokale dealer te vinden.

Carolina Trujillo

Montevideo

‘Op mijn 3e ben ik, samen met mijn moeder en mijn één jaar jongere zusje, voor het eerst uit Montevideo vertrokken. Mijn ouders waren Tupamaros, leden van een guerrillabeweging die zich verzette tegen de dictatuur in Uruguay. Toen mijn vader werd gearresteerd, heeft mijn moeder onmiddellijk alles ingepakt en zijn we naar Argentinië gevlucht. Met de bus. Ik herinner me dat ik huilde, terwijl de regen tegen de ruiten sloeg. In mijn hoofd bestond alleen dit ene land. Straks, als we eenmaal de grens waren gepasseerd, zouden we in een ravijn storten, levend verbranden of verscheurd worden door de wilde dieren.’ 

Buenos Aires

‘Eenmaal in Buenos Aires, was ook mijn angst verdwenen. Er bleek dus een planeet met heel veel landen te bestaan… We woonden in een opvanghuis met meerdere gezinnen. Wat ik vooral heb onthouden is hoe er op ratten werd gejaagd en dat wij, de kinderen, vanachter een raampje toekeken. Op een gegeven moment stond een van die mannen met een opgeheven bezem om zich heen te kijken en zagen wij dat de rat áchter hem zat. We riepen “Daar, achter je!” Waarop die vent, zo’n magere gozer, zich omdraaide, uithaalde en met één klap dat beestje doodsloeg. Ik weet nog precies hoe dat voelde: met z’n allen tegen die ene, arme rat. Zo gruwelijk.’ 

Wijk aan Zee

‘Rond mijn 6e besloot mijn moeder, net als veel andere Uruguayanen, in Nederland asiel aan te vragen. In die tijd waren vluchtelingen hier nog welkom. We kwamen terecht in een hotel in Wijk aan Zee. Ik heb het daar erg goed… nou ja, gezien de omstandigheden dan… naar mijn zin gehad. Ik werd een overlever, het meisje met de grote bek, iemand die er meteen op sloeg als er dreiging in de lucht hing. 

‘Ik had me bijna doodgesnoven en toch voelde het alsof die reis de climax in mijn leven was geweest. Beter dan dit zou het niet meer worden’ 

‘Mijn moeder zou onmiddellijk worden opgepakt, maar mijn zusje en ik vlogen soms naar Montevideo om mijn vader in de gevangenis te bezoeken. Een keer, begin jaren tachtig, werd er door Amnesty – en ik geloof dat het Vaticaan zich er ook mee had bemoeid – een speciale kindervlucht georganiseerd. Ik weet nog dat we door een haag van mensen van het vliegveld naar het centrum van de stad reden. Iedereen schreeuwde: “Sus padres volverán!”, jullie ouders zullen terugkeren. Dat wij daar zo vrij konden rondlopen, gold als een aankondiging van het naderende einde van de dictatuur… Dit blijft een lastig verhaal: de mensen die niet in verzet kwamen, bleven ongedeerd, sommigen van hen zijn uiteindelijk ook een stuk rijker geworden dan degenen die hun leven – en dat van hun kinderen – voor de vrijheid op het spel hebben gezet. De Tupamaros guerrillero’s moesten zelfs strijden voor hun recht op pensioen, opgebouwd in de jaren dat ze gevangen hadden gezeten. Iemand zei ooit tegen me dat wij, zonen en dochters van de Tupamaros, allemaal naar de klote zijn gegaan. Het is waar. Ons gezin is uit elkaar gevallen, ik voel me de eeuwige immigrant, altijd in transit. En toch heb ik nog altijd begrip en waardering voor de keuze die mijn ouders hebben gemaakt.’ 

Bogotá

‘Mijn vader kwam na twaalf jaar vrij. We hebben een tijdje als gezin in Zeist gewoond, daarna verhuisden we naar Montevideo in Uruguay waar na twee jaar het huwelijk van mijn ouders strandde. Ik schreef een novelle over de belevenissen van een asielzoekerskind en won duizend dollar waarvan ik een ticket terug naar Nederland kocht. Ik kreeg hier allerlei baantjes, maar ben eigenlijk altijd schrijfster geweest. Toen ik de Marten Toonder/Geertjan Lubberhuizenprijs won voor De bastaard van Mal Abrigo, besloot ik naar Colombia te gaan, het decor van mijn debuutroman. Vooral het ruime aanbod van cocaïne vond ik aantrekkelijk. In Nederland gebruikte ik al van alles, maar in Zuid-Amerika ben ik pas echt verslaafd geraakt. Achteraf zie ik wel hoe destructief ik was, maar op dat moment maakte ik mezelf nog wijs dat ik “gewoon” wilde weten hoe het land eruitzag waar ik zo uitgebreid over geschreven had. Er was geen plan, ik dacht aan een rondreis van een paar weken, maar zou er twee jaar over doen om van Colombia, via Peru, Uruguay te bereiken. Als ik ergens aankwam, probeerde ik eerst de lokale dealer te vinden. Daarna sloot ik mezelf op in een hotelkamer en werkte aan De terugkeer van Lupe Garcia, een roman over het kind van guerrilla-ouders. Op een nacht kreeg ik verschrikkelijke koppijn – dat was waarschijnlijk het moment waarop de uitstulping aan de wand van de hersenslagader ontstond – en in de dagen erna kon ik één oog nauwelijks meer open krijgen. Ik ben onderuitgegaan, naar het ziekenhuis afgevoerd waar ze mijn schedel wilden lichten. Gelukkig kon ik nog net gebruikmaken van mijn open ticket en ben uiteindelijk in Nederland, via de lies, geopereerd. 

Carolina kaart
© Blokplan

‘Ik had me bijna doodgesnoven en toch voelde het alsof die reis de climax in mijn leven was geweest. Beter dan dit zou het niet meer worden.’ 

Amsterdam

‘Na dat hele gedoe met die hersenbloeding fietste ik op een vroege winteravond door de Amsterdamse Pijp, zag het licht van de lantaarnpalen aan de kade in het water schijnen en dacht: oké, dit is het. Hier ben ik thuis. Die momenten heb ik vaker gehad, maar het gevoel is nooit constant; ik ben me er altijd van bewust dat er zomaar iets kan veranderen. Ik betrap mezelf erop dat ik, sinds het nieuwe kabinet is aangetreden, regelmatig naar huizen kijk in Uruguay. Straks worden verblijfsvergunningen voor onbepaalde tijd teruggebracht tot een periode van drie jaar, het zou me niet verbazen als mensen met een dubbele nationaliteit straks één paspoort moeten inleveren en wat komt daarna? Een DNA-test om aan te tonen dat je Europees genoeg bent om hier te mogen blijven? 

Ontvang de Wordt Vervolgd Nieuwsbrief

‘Ik ben twaalf jaar geleden voor het laatst in Montevideo geweest. De afkeer om in een vliegtuig te stappen is te groot. Ik begrijp er ook niks van als vrienden me de groeten sturen uit Egypte. Mijn ecologische voetafdruk is vrij klein: ik heb geen kinderen, geen auto, ben vegan en toch kan ik het al die tijd maar niet over mijn hart verkrijgen om het vliegtuig naar Uruguay te nemen. Het voelt als eigenhandig een dolk in moeder aarde steken. Toch zal ik wel moeten gaan. Ik kan het mijn ouders niet aandoen nóg langer weg te blijven.’

Lees ook