Linda Polman
© Patricia Hofmeester

Schoolplein

‘Wat McCain ervan vindt doet er niet toe, want hij gaat toch dood’, zei een Witte Huis-medewerkster. De terminaal zieke senator John McCain had kritische woorden gesproken over Trumps kandidaat voor het CIA-leiderschap. De medewerkster werd niet op het matje geroepen, laat staan ontslagen, want in Trumps Witte Huis waait een frisse wind: je mag eindelijk weer zeggen wat mensen voorheen alleen maar durfden te denken. Trumps verkiezingscampagne was gebaseerd op het concept dat politici te politiek zijn. Politiek correct geneuzel en liberale blabla gingen het raam uit.

Snel werd duidelijk dat het team-Trump de frisse benadering verwart met beledigen en koeioneren. In Trumps Witte Huis mag je de echtgenote van een politieke tegenstander ‘lelijk’ noemen, zeggen dat moslims uit God’s Own Country geweerd moeten worden en vinden dat schoolkinderen die neergeschoten worden het aan zichzelf te danken hebben, want zo ís het gewoon.

Trump veranderde het Witte Huis in een schoolplein vol pestkoppen. Wie de aanvoerder in de weg loopt, hogere cijfers haalt dan hij of minder geld heeft, wordt door hem en zijn makkers ingesloten, voor rotte vis uitgemaakt en hardhandig van zijn fiets geduwd. Actrices, journalisten, senatoren, veteranen, regeringsleiders, footballspelers, winkelketens, hele continenten; ze zijn weggezet als ‘zwaar overgewaardeerd’, ‘hersenloos’, ‘shit holes’, ‘pathetisch’, ‘belachelijk’, ‘slecht gefacelift’, ‘klein en dik’, ‘dummy’, ‘crooked’, ‘dopey’, ‘low class slobs’ en ‘perv sleazebags’.

Trump stond als 26-jarige huisjesmelker voor de rechter omdat hij weigerde te verhuren aan zwarten

Trump weigert het racisme en rechts-extremisme van zijn achterban te veroordelen, want: de beurt is aan de gewone man. Die bepaalt zelf wel wie er in Charlottesville gelijk of ongelijk had, en wie daar vragen bij heeft is onderdeel van de elites die die gewone man monddood willen maken.

In 1973 was Trump 26 jaar oud en een rijke huisjesmelker in Manhattan. Hij stond voor de rechter wegens het overtreden van de Fair Housing Act; hij weigerde te verhuren aan zwarten, Mexicanen en bijstandstrekkers. Dat jaar kwam John McCain thuis na vijf jaar krijgsgevangenschap in Vietnam. Hij was gemarteld, zowat al zijn botten waren gebroken geweest en hij was broodmager van de watersoep met stukjes pompoen waar hij op overleefde. Maar op zijn smalle borst prijken nog altijd de eremedailles die Trump met afgunst vervullen. ‘Hij was alleen maar een held omdat hij gevangen is genomen’, bitste hij. ‘Ik hou van mensen die níet gevangen worden genomen.’

Een journalist kwam tijdens het Witte Huis-vragenuurtje nog even terug op het oordeel dat McCains mening er niet meer toe deed omdat hij tóch doodging. Was dat voortaan de toon die we van het Witte Huis moeten verwachten? Trumps woordvoerster antwoordde dat er geen sprake is van een toon. ‘In alles wat we zeggen tonen we respect voor álle Amerikanen’, zei ze.

Alleen niet voor Amerikaanse oorlogshelden, actrices, politici, football-spelers, etc. Die zijn belachelijk en hersenloos en mogen best dood.