Schandvlekken – column van Arnon Grunberg
Verleden maand publiceerde The New York Times de resultaten van een Holocaust-onderzoek. 41 procent van de Amerikanen wist niet wat Auschwitz was. Onder millennials, gedefinieerd als Amerikanen tussen de 18 en 34, liep dat percentage op tot 66 procent.
Het is de vraag hoe zo’n onderzoek in Nederland zou uitpakken. Iets beter misschien.
Is het woord ‘beter’ op zijn plaats? Is kennis over het verleden, met name dit verleden, een voorwaarde om een goede burger te zijn? Dat denk ik niet, maar een samenleving kan niet zonder taboes – normen en waarden zijn feitelijk taboes en folklore – en veel van de taboes zijn een resultaat van de Tweede Wereldoorlog.
Zullen die taboes met het vervagen van de herinnering ook vervagen? Vermoedelijk wel. Nu nog is nazi een scheldwoord of een poging de tegenstander te diskwalificeren, er zal allicht een tijd aanbreken dat het een geuzennaam is geworden. In kleine kring is het waarschijnlijk al een geuzennaam.
De naoorlogse orde steunt moreel gezien op de opvatting dat Auschwitz niet herhaald mag worden, samengevat met ‘nooit meer Auschwitz’. Er is geen cynisme voor nodig om te concluderen dat we daarin gefaald hebben, van Pol Pot tot Srebrenica, van de moordpartijen van Stalin tot de gifgasaanvallen van Saddam en Assad. Voor zover we althans Auschwitz gelijkstellen aan massamoord.
Er zal allicht een tijd aanbreken dat nazi een geuzennaam is geworden
De optimist zal zeggen dat we in West-Europa bijna 75 jaar vrede hebben, dat er vooruitgang is geboekt als het gaat om bescherming van minderheden en burgerlijke vrijheden. Ook dat is waar, oftewel het resultaat is gemengd. Veel anders viel er ook niet te verwachten. In Duitsland mag 1945 worden omschreven als Stunde Null, maar elders was niet zozeer sprake van een nieuw begin als wel van restauratie en continuïteit.
Ook in Duitsland was er behoorlijk wat restauratie en continuïteit, een van de redenen dat de generatie van ’68 in opstand kwam tegen de vaders die voor die continuïteit hadden gezorgd.
De herinnering aan de oorlog vervaagt en de naoorlogse orde wankelt. Die twee gaan hand in hand. Extreemrechts blijft in veel landen groeien of is een niet meer weg te denken politieke beweging. Het taboe op martelen was al na de aanslagen van de elfde september niet meer zo’n taboe, is misschien nooit echt een taboe geweest, de steun voor een verenigd Europa brokkelde af en vreemdelingenhaat en nationalisme namen toe.
Waarom moeten wij ons schandvlekken herinneren? Terwijl we daar zo slecht in zijn. De schandvlek van de massamoord op de oorspronkelijke bevolking in Noord-, Midden- en Zuid-Amerika speelt geen rol in ons collectieve geheugen, veel minder nog dan de slavernij. Misschien omdat er nauwelijks mensen zijn die namens die oorspronkelijke bevolking kunnen of willen spreken.
Het herinneren van eigen schandvlekken is geen garantie voor moreel juist gedrag, maar het vergeten van die schandvlekken zal alleen maar tot meer schandvlekken leiden.