Ramush Haradinaj

Er is één zaak van het Joegoslavië-tribunaal die bij mij grote verwarring veroorzaakt. Het is het proces tegen de voormalige premier van Kosovo, Ramush Haradinaj, en twee andere Kosovo-Albanezen voor hun betrokkenheid bij moord, ontvoering en marteling. Haradinaj is de oprichter van het Kosovo Bevrijdingsleger (UÇK) en leidde het verzet tegen de Servische terreur die eind jaren negentig Kosovo overspoelde. Vorig jaar werd Haradinaj vrijgesproken. Op 17 augustus heropenden de rechters het proces.

Toen Haradinaj in 2004 werd gearresteerd, was de internationale gemeenschap ontsteld. Haradinaj speelde als premier een cruciale rol bij de opbouw van een democratisch Kosovo. De aanklacht week in verschillende opzichten af van alle andere door het tribunaal uitgevaardigde aanklachten. Het ging namelijk niet om misdrijven tegen de (Servische) vijand. Het UÇK moordde en martelde in eigen kring als er een vermoeden bestond van collaboratie met de Serviërs. Het was een publiek geheim dat er in het kantoor van de aanklager geen enthousiasme bestond voor deze zaak. Sommigen vonden dat dit eigenlijk geen zaak was voor het tribunaal, onder meer vanwege het beperkte aantal slachtoffers in vergelijking met andere zaken. Ook bewijsrechtelijk bleek de zaak lastig. Getuigen gaven onbetrouwbare verklaringen of kwamen uit angst voor represailles niet opdagen. Eén getuige zou zijn vermoord.

De vrijspraak van Haradinaj en één van zijn medeverdachten (een derde verdachte werd tot zes jaar veroordeeld) kwam niet als een verrassing. Maar in hoger beroep besloot men anders. De rechters van de beroepskamer vonden dat de problemen met de getuigen onvoldoende waren onderzocht. En dus staan de drie nu opnieuw voor de rechter op basis van een (deels) nieuwe aanklacht. Het gaat nu om ontvoering, marteling en de moord op zes personen, in plaats van de oorspronkelijke dertig. Tijdens de eerste procesdag toont de verdediging zich boos over zoveel onrecht. Haradinaj had zich als een held verdedigd tegen het massale Servische geweld. Hij had zijn politieke ambt opgegeven en was, vertrouwend op een goede afloop, afgereisd naar Den Haag. De advocaat verbaast zich ook over het amateurisme van de aanklagers, die zich nu weer lijken te baseren op dezelfde onbetrouwbare getuigen, en voorziet eenzelfde afloop.

Op de publieke tribune word ik heen en weer geslingerd tussen de standpunten van de aanklager enerzijds en de verdediging anderzijds. Allerlei onjuridische gedachten borrelen bij mij op. Wat deden wij ook alweer met collaborateurs? Het tribunaal zou zich toch alleen bezig houden met de meest ernstige misdrijven? Maar een vertegenwoordigster van een Servische mensenrechtenorganisatie, die naast mij de zaak volgt, begrijpt niets van mijn twijfels. Er is gemarteld en er zijn zes moorden gepleegd! Ook in deze zaak moet het recht zijn beloop hebben. Ze heeft gelijk, denk ik.