‘Mijn oprechte excuses voor mijn laatheid. Het was een onderschatting van waar ik was in relatie tot waar jullie waren’, galmt de stem de Zuid-Afrikaanse psycholoog en hoogleraar Pumla Gobodo-Madikizela (1955) door de collegezaal van de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam. Er klinkt gelach en gegniffel. De hoogleraar legt haar notitieblok op het spreekgestoelte en gaat verder op dezelfde analytische toon: ‘De kern van mijn onderzoek heeft te maken met tijd: de tijd van historisch trauma, of eerder de tijdelijkheid ervan. Ik houd me bezig met de gedeelde ervaringen van een gewelddadig en traumatisch verleden, de tijd van geheugen en het hiernamaals van de gewelddaden van de apartheid.’
Haar bloemrijke manier van spreken is misschien even wennen, maar na afloop zindert de lezing duidelijk nog na bij het publiek. Pumla Gobodo-Madikizela is een van ’s werelds meest vooraanstaande deskundigen als het gaat om ‘transgenerationeel trauma’*: onverwerkt trauma dat van generatie op generatie terugkomt. De hoogleraar doceerde aan meerdere universiteiten in Zuid-Afrika en Europa en was verbonden aan de Amerikaanse Harvard University.
Nog altijd houdt ze zich bezig met de nalatenschap van de Zuid-Afrikaanse Waarheids- en Verzoeningscommissie uit 1995, waar ze samen met onder meer aartsbisschop Desmond Tutu deel van uitmaakte. Deze commissie moest de diepe wonden van het land helen, die na de afschaffing van de apartheid waren achtergebleven. Misdadigers, zowel wit als zwart, kregen mits ze helemaal open waren over hun misdaden, amnestie van Mandela’s kersverse regering en de slachtoffers van de apartheid kregen de tijd en ruimte om over hun leed te vertellen.
‘Vergeving is belangrijk, maar het is misschien het verkeerde woord. Herstel is een zoektocht, een proces, geen afsluiting’
In een interview na afloop vertelt ‘professor Pumla’, zoals ze vaak wordt aangesproken, over de erfenissen van de apartheid en over hoe Zuid-Afrika als land kan ‘herstellen’. ‘Hoewel vergeving daarbij belangrijk is,’ zegt ze, ‘is het misschien het verkeerde woord. Wat we nodig hebben is een proces van herstel. Dat is een zoektocht, een proces, terwijl vergeving een afsluiting suggereert.’
Terugkerend trauma
De Waarheids- en Verzoeningscommissie had het verleden moeten afsluiten. Maar zo is het niet gegaan. Het trauma van de apartheid is niet verdwenen, maar bij een volgende generatie teruggekeerd. ‘Symbolen uit het racistische verleden en de herinneringen van ouders, kunnen voor jongeren trauma-triggers zijn. Zo zijn er zwarte studenten op voormalig witte universiteiten, die door de nabijheid van hun witte studiegenoten steeds herinnerd worden aan de diepe ongelijkheid in het land. Sommigen hadden op lagere scholen een hechte vriendschap met witte kinderen. De zwarte kinderen kwamen zelfs bij de witte kinderen langs voor slaapfeestjes. Maar dat gebeurde nooit andersom, want de witte kinderen zetten geen voet in zwarte buurten. De eenzijdigheid van dit soort vriendschappen kan later in het leven woede, schaamte of vernedering opwekken. Eén van de studenten die ik hierover interviewde, zei huilend van woede: “Hoe kon ik 18 jaar lang zo blind zijn voor de ‘aardigheid’ van hun ouders, die het wrede apartheidsverleden voor mij verborgen hielden?”’
‘De Waarheids- en Verzoeningscommissie was geen einde, maar het begin van een gesprek’
De etnische scheidslijnen die de apartheid in Zuid-Afrika grifte zijn dus nog voelbaar voor veel jonge zwarte Zuid-Afrikanen. Pumla citeert nog een andere student met eenzelfde gevoel: ‘Heel mijn leven had ik me aangepast aan witheid. Maar ik leerde dat aanpassen mij niet zou redden. Ik was nog steeds zwart en een vrouw en vergeten en uitgewist. Dus mijn woede groeide en groeide.’
Verzet tegen het verleden
‘Die zwarte student moest de traumatische ervaring van het zich aanpassen aan een door witte mensen gedomineerde wereld wegstoppen’, gaat de hoogleraar verder. ‘Maar die ervaring dringt zich weer op in de vorm van schaamte achter het gevoel van ‘anders’ zijn, ‘minderwaardig’ zijn. Deze gespletenheid is overweldigend. Daarachter schuilt nog een tweede laag. Een jong zwart persoon is zich ervan bewust dat hij of zij de eigen zwartheid de mond snoert, en als je dat doet voelt het alsof je medeplichtig bent.’
Zolang de trauma’s van Zuid-Afrika onverwerkt blijven, zullen die van generatie op generatie terugkomen, denkt de hoogleraar. ‘Hoe verzetten we ons tegen het verleden dat aan ons trekt?’, vraagt ze aan het einde van de lezing. ‘We moeten niet in een gat van hulpeloosheid en zelfmedelijden vallen. Dat moeten we overstijgen. De Waarheids- en Verzoeningscommissie was daarom geen einde, maar het begin van een gesprek.’
Eugene de Kock
Zo kijkt professor Pumla terug op haar werk voor de Waarheids- en Verzoeningscommissie. Haar grote uitdaging van toen was Eugene de Kock, een voormalig politiekolonel die in de volksmond de bijnaam ‘Prime Evil’ kreeg, het vleesgeworden kwaad. Ze voerde met De Kock meerdere gesprekken. Onder De Kocks leiding werden veel anti-apartheidsactivisten bruut vervolgd en vermoord. Hij was één van de twee apartheidsmisdadigers die na de afschaffing geen amnestie, maar een gevangenisstraf kregen. In 2015 werd hij voorwaardelijk vrijgelaten. ‘Witte Zuid-Afrikanen hadden liever gehad dat hij in de gevangenis zou wegrotten. Ze gebruiken De Kock om zichzelf te distantiëren van het verleden. Om zich te verbergen voor hun eigen schuldgevoelens.’
Lees ook: Desmond Tutu: ‘De global village heeft dorpsoudsten nodig’In haar boek A Human Being Died That Night (2003) legde professor Pumla haar gesprekken met De Kock vast. Nelson Mandela schreef het voorwoord. In het boek beschrijft ze hoe De Kock op een gegeven moment begint te huilen als hij terugdenkt aan de weduwen van zijn slachtoffers. Zijn hand trilde en uit een menselijk reflex raakte Pumla hem aan. De Kock vertelde haar later dat het de hand was waarmee hij schoot. Dat idee bleef aan haar knagen. ‘Ik had zijn melaatsheid aangeraakt en hij leek me te vertellen dat, ook al besefte ik het op dat moment niet, ik vanaf nu besmet was met de herinnering dat ik de hand die had gedood, verminkt en levens opgeblazen in mijn hart had gesloten.’ Toch raakte ze in vervoering door De Kocks bereidheid tot berouw, wanhopig als hij was om nog als mens te kunnen worden gezien. ‘Ik zag het gezicht van een klein bang jongetje.’
Sinds De Kock vrij is, is de professor weer met hem gaan praten. Een nieuw boek zit inmiddels in de pijplijn: ‘Ik wil reflecteren op wat De Kock heeft betekend voor Zuid-Afrika en hoe dat te maken heeft met een afwijzing van de geschiedenis.’
Alsof ze vliegen doodmaken
De gruwelen van Eugene de Kock zijn exemplarisch voor de terreur van de apartheid. Hoe het kan dat mensen op grote schaal zulk kwaad kunnen doen, is een vraag die professor Pumla steevast bezighoudt in haar werk. ‘Bij het plegen van geweld leg je je bewustzijn stil, omdat je denkt een soort missie te hebben om jezelf te beschermen. Op dat moment zie je de mensen die je vermoordt niet meer als mensen. Zo ging dat tijdens de apartheid ook. Jonge witte mannen in het leger waren ervan overtuigd dat ze niet vochten tegen mensen, maar tegen “doelwitten”, tegen het verwerpelijke, tegen terroristen. Alsof ze vliegen doodmaken. Pas als je later op een andere manier kan terugkijken op wat je hebt gedaan en het onder ogen komt, dan ontwaakt je bewustzijn en voel je berouw. Tijdens de apartheid waren er toch jonge mannen die weigerden het leger in te gaan. Ook in Israël zie je dat nu, waar sommige jonge mensen beseffen dat het geweld niet meer door kan gaan in hun land.’
‘Slachtoffers kunnen daders worden, dat staat vast. Aan hun geweld hangt een belofte van verlossing, alsof je er controle mee kunt terugwinnen. Maar het lost niets op’
Tijdens de lezing werd haar ook al gevraagd hoe ze kijkt naar de oorlog in Gaza. Volgens mensenrechtenorganisaties zoals Ammesty International is er in Israël en de bezette Palestijnse gebieden ook sprake van apartheid. Het antwoord houdt ze theoretisch: ‘Dat slachtoffers daders kunnen worden, staat al een tijd lang vast binnen de psychologie. Als een hele generatie wordt onderdrukt, dan keren die mensen zich niet alleen tegen de onderdrukker, maar ook tegen elkaar. De gewelddaden worden herhaald door die slachtoffers. Aan dat geweld hangt een belofte van verlossing, alsof je er controle mee kan terugwinnen. Maar het lost niets op.’
De wonden moeten helen
Apartheid liet niet alleen trauma achter, maar ook ongelijkheid. Witte Zuid-Afrikanen kenden destijds een rijkdom die onvoorstelbaar en wettelijk onbereikbaar was voor hun zwarte landgenoten. De ANC-regering kwam daarom met het zogeheten rechtstellende-actiebeleid, waarmee zwarte Zuid-Afrikanen sterk bevoordeeld werden op de arbeidsmarkt.
Schrijf je in voor de nieuwsbrief
‘Dat is belangrijk voor een ongelijke samenleving, maar het kan ook dezelfde exclusiviteit als apartheid in de hand werken’, merkt professor Pumla op, ‘en de wetten raken de gemeenschap niet in brede zin. Er is bijvoorbeeld te weinig verbeterd aan het schoolsysteem. Zo komt het dat de rechtstellende-actiepolitiek eigenlijk alleen de mensen helpt die al een stok tussen de deur hadden en niet de hele samenleving. Bovendien is er ontzettend veel corruptie in mijn land! Er is dus nog een lange weg te gaan. Om een nieuwe toekomstvisie te bouwen moeten Zuid-Afrikanen weer net zo actief zijn als tijdens de anti-apartheidsstrijd.’ Daarom is het belangrijk om te beseffen dat de wonden van Zuid-Afrika nog niet zijn geheeld: ‘We zijn nog niet klaar met het verleden.’
* De termen ‘transgenerationeel’ en ‘intergenerationeel’ worden vaak door elkaar gebruikt. Het verschil is subtiel. Intergenerationeel trauma gaat vaak over trauma’s die een directe invloed hebben op de volgende generatie. Transgenerationele trauma’s werken meerdere generaties door.