Net als in de weken ervoor begint ook het 802e protest van de Zaterdagmoeders met accordeonklanken van de politiek geëngageerde band Bandista. ‘Zaterdag laat mijn moeder haar stem horen in iedere taal, zaterdag [heeft] mijn moeder een vervaagde foto in haar hand, zaterdag eist mijn moeder gerechtigheid’, denkt degene die het lied kent erbij.
Dan verschijnt er ook daadwerkelijk een moeder met de foto van haar zoon. Indringend kijkt Zübeyde Tepe naar de toeschouwers, de geplastificeerde foto van haar zoon Ferhat Tepe leunt op haar schoot, in haar rechterhand heeft ze een rode anjer. Ze wordt geflankeerd door haar man İlyas en dochter Ayşe. Zij houden dezelfde foto omhoog van de jongeman met donkere wenkbrauwen en een vriendelijke blik. ‘28-07-1993 in gevangenschap verdwenen’, staat eronder.
Videodemonstraties
Normaal gesproken vindt dit protest plaats op straat, op het Galatasaray-plein in het centrum van Istanbul. Sinds maart protesteren de Zaterdagmoeders vanwege de covid-19-pandemie echter noodgedwongen online. Iedere week staat men met familieleden stil bij een van de gedwongen verdwijningen. Net als de fysieke bijeenkomsten trekken de videodemonstraties op verschillende kanalen honderden bezoekers.
‘Het was een soort protest dat ze niet kenden in Turkije. Omdat we geen leuzen riepen, was de demonstratiewet niet van toepassing op ons’
De film draait door. In de introductie horen we dat Ferhat Tepe een 19-jarige journalist was die voor de pro-Koerdische krant Özgür Gündem in de oostelijke provincie Bitlis werkte, dat hij door drie gewapende mannen werd gekidnapt en dat vervolgens ontkend werd dat hij überhaupt gevangen was genomen. De ouders en zus van Ferhat Tepe maken deel uit van een protestbeweging die sinds 25 jaar iedere zaterdag gerechtigheid eist voor hun geliefden die ze na hun gedwongen verdwijningen nooit meer terugzagen. Het zijn met name Koerden die in de jaren negentig, toen de strijd tussen de PKK en de Turkse staat hevig gevoerd werd, verdwenen. Naast Koerden verdwenen ook veel alevieten, studenten en mensen uit andere oppositionele groepen in gevangenschap.
Dwaze Moeders
Journalist Nadire Mater was betrokken vanaf het eerste protest op 27 mei 1995: een spontane wake op het Galatasaray-plein van een kleine groep nabestaanden en sympathisanten. ‘Het waren niet alleen moeders’, vertelt Mater. ‘Die naam werd opgepikt door de media en raakte een gevoelige snaar in de samenleving.’ Later kwam er contact met de internationaal bekendere Dwaze Moeders uit Argentinië, die demonstreerden voor hun tijdens de militaire dictatuur verdwenen kinderen.
Net als de fysieke bijeenkomsten trekken de videodemonstraties op verschillende kanalen honderden bezoekers
De prominente journalist en initiator van de mensenrechtenwebsite Bianet Mater is inmiddels gepensioneerd, maar het protest is springlevend. Vijfentwintig jaar later is het uitgegroeid tot het langstdurende vreedzame protest in Turkije. De groep demonstreert om aandacht te vragen voor, en onderzoek te eisen naar, geweld door de Turkse staat. Daarnaast eist de groep aanpassing van wetgeving en ondertekening van het VN-verdrag tegen gedwongen verdwijningen door Turkije.
Ook Sebla Arcan, destijds actief voor de mensenrechtenorganisatie İHD (İnsan Hakları Derneği) en inmiddels woordvoerder van de groep, herinnert zich het prille begin nog goed. ‘De politie wist niet goed wat ze met ons aan moesten, het was een soort protest dat ze niet kenden in Turkije. Omdat we geen leuzen riepen, was de demonstratiewet niet van toepassing. We zaten stil, vertelden onze verhalen en toonden foto’s van de mensen die verdwenen.’
Anonieme begraafplaats
De campagne van de ouders van Hasan Ocak legde daarvoor de basis. Nationale media deden verslag van de zaak – een unicum – en muzikanten namen liedjes op in solidariteit met de familie Ocak en diens lotgenoten. Ocaks lichaam werd, 55 dagen nadat hij was verdwenen tijdens onlusten in de Istanbulse wijk Gazi, teruggevonden op een anonieme begraafplaats. Naast sporen van marteling zat er inkt op zijn vingers en waren zijn riem en schoenveters verwijderd. ‘Dat waren allemaal duidelijk bewijzen dat hij eerst gevangengenomen en daarna gemarteld was’, zegt Arcan. De toenmalig verantwoordelijke minister Algan Hacaloğlu erkende de verantwoordelijkheid van de staat in Ocaks verdwijning. Toch leidde het niet tot vervolging. De aanklager stelde simpelweg dat de Turkse politie niet moordt en martelt en opende daarom geen zaak.
De serie over coronaproof-actievoeren direct in je mailbox? Meld je aan voor de Wordt Vervolgd Nieuwsbrief
Lange geschiedenis
Gedwongen verdwijningen, die volgens het internationaal recht gelden als misdrijf tegen de menselijkheid, hebben een lange geschiedenis in Turkije, die teruggaat tot de vroege jaren van de republiek. In 1936 verdween de communistische arbeidersvoorman Salih Bozışık in gevangenschap. Na vijftien gerapporteerde verdwijningen rond de militaire coup van 1980 vond met name medio jaren negentig een groot aantal gedwongen verdwijningen plaats. Tussen 1992 en 1996 rapporteerde de İHD 729 zaken van gedwongen verdwijningen en moorden van staatswege. Omdat het melding maken van zulke zaken grote risico’s met zich meebracht, is het werkelijke aantal onbekend. Van de meeste verdwenen mensen werd nooit een lichaam gevonden.
Onmiskenbaar grote invloed
‘We hebben de helft gedaan. We hebben ervoor gezorgd dat er geen mensen meer verdwijnen, maar we hebben er nog niet voor kunnen zorgen dat de schuldigen berecht zijn’, zegt Mater. Dat klopt niet helemaal. Na de mislukte staatsgreep van 2016 verdwenen meer dan twintig mensen voor korte of langere tijd in gevangenschap. Lokale advocatenordes en Human Rights Watch rapporteerden de cases. Vorig jaar sloten de vrouwen van zes verdwenen mannen aan bij een wake van de Zaterdagmoeders. Toch is de invloed van het protest onmiskenbaar groot, vertelt Arcan. ‘Als je mensen op straat vroeger naar gedwongen verdwijningen vroeg, wist niemand waar het over ging. Als je dat nu doet, zeggen negen van de tien mensen: bedoelt u soms de Zaterdagmoeders?’
Massaal in politiebusjes
De geschiedenis van het protest navigeert noodgedwongen mee met de Turkse politieke deining. Soms is de staatsrepressie wat minder hevig, dan weer worden demonstranten massaal in politiebusjes afgevoerd. Dat de groep, ook vóór de pandemie, moeite had het protest voort te zetten, mag gezien de politieke ontwikkelingen van de afgelopen jaren in Turkije niet verbazen. Arcan bekijkt het positief: ‘Online komen ze in ieder geval geen politiebarricade tegen.’
Vijfentwintig jaar later is het protest van de moeders uitgegroeid tot het langstdurende vreedzame protest in Turkije
Bij de zevenhonderdste viering in 2018 greep de politie nog voor het protest goed en wel begonnen was hardhandig in. De minister van Binnenlandse Zaken Süleyman Soylu beschuldigde de Zaterdagmoeders van terrorisme en verbood de demonstratie. Ook Nadire Mater was speciaal naar het jubileumprotest gekomen. Het plein, de zijstraten en omliggende cafetaria waren volgestroomd met familieleden, sympathisanten en pers. ‘Net toen ik aankwam begon de politie traangas te spuiten.’ De beelden van Emine Ocak die door twee agenten meegenomen werd, deden denken aan exact dezelfde beelden van ruim twintig jaar geleden. Hasans moeder was een stuk grijzer, maar nog altijd even vastberaden. Tot aan de pandemie demonstreerde de groep voor het gebouw van de mensenrechtenorganisatie İHD op enkele honderden meters afstand van het Galatasaray-plein.
Hoop
In 2011 was er even hoop dat het protest tot méér zou kunnen leiden. Toenmalige premier Recep Tayyip Erdoğan ontving een delegatie van de groep, en luisterde naar hun verhalen. Kort daarna werd een onderzoek ingesteld naar Cemil Kırbayır, die tijdens de militaire coup van 1980 verdween. De commissie spoorde alle verantwoordelijken op en ondervroeg ze over Kırbayırs verdwijning.
Voor woordvoerder Arcan toont de zaak van Kırbayır dat vervolging ook decennia later nog mogelijk is: ‘Na 31 jaar vonden ze iedere persoon die Cemil Kırbayır had verhoord en gemarteld.’ Maar ook deze keer stokte het bij de openbaar aanklager. Hij weigerde een strafrechtelijk onderzoek in te stellen. De reden is volgens Arcan duidelijk. ‘Als hij dat zou doen, zou hij moeten bewijzen dat mensen die nog altijd voor de staat werken mensenrechtenschendingen hebben begaan.’