Minka Nijhuis praat, anders dan je zou verwachten van een verslaggever die als ‘onverschrokken’ te boek staat, zachtjes. De Journalist voor de Vrede (2009) en winnaar van de Prijs van het Vrije Woord (2017) bestelt ook geen glas whisky, maar een kopje thee. Haar vak is met veel mythes en valse heroïek omgeven, zegt ze. In haar eerste roman Gekkenwerk, die op 31 maart verschijnt, heeft ze daarom humor en absurditeit als vehikel willen gebruiken om het nodige aan de kaak te stellen.
‘Zo voer ik, bijvoorbeeld, halverwege het boek een dubbeldekker op die, beschilderd met de tekst “Not in Our Name”, vanuit Londen vredesactivisten naar Bagdad vervoert om daar als menselijk schild ziekenhuizen en scholen te beschermen. Die bestaat natuurlijk niet, maar de scène die daarop volgt – over de verzekering die mijn hoofdpersoon, Lotte, als freelance journalist zélf heeft moeten afsluiten – gaat wel degelijk over een groot probleem voor oorlogscorrespondenten. De premies zijn hoog, maar het uitkeringsbedrag is voor sommige opdrachtgevers te laag, waardoor veel journalisten buitenspel worden gezet of uiteindelijk besluiten om dan op eigen risico in zo’n conflictgebied aan de slag te gaan.
Met dit boek heb ik in de eerste plaats een kijkje in de keuken willen geven. Er worden geen conflicten tot in detail geduid; je krijgt er slechts flarden van mee. Het is toegankelijk, niet te zwaar en zeker niet moralistisch. Ik wil vooral laten zien wat het betekent om dit werk te doen, waar je tegenaan loopt en hoe verhalen nou werkelijk tot stand komen.’
Vertelt Gekkenwerk ook iets over hoe het vak in de loop der jaren is veranderd?
‘Zeker. Een paar veranderingen liggen voor de hand: je bent overal bereikbaar en je kunt dus niet meer tien dagen verdwijnen en dán pas met een verhaal komen. Je wordt ook geacht van tevoren een beeld van het verhaal te geven. Ik ken collega’s die zo werken, die zeggen: ik weet al wat ik wil vertellen, ik ga alleen nog naar het gebied om wat quotes en een beetje couleur locale op te halen. Dat vind ik een bizarre manier van werken.’
‘Je moet als journalist tegenwoordig een merk zijn. Je staat niet zomaar ergens, nee, op “de aller-gevaarlijkste plek” en dat moet dan meteen op Twitter’
Een goede voorbereiding is belangrijk, maar je moet er vooral op uit, openstaan voor de mogelijkheid dat het ook nog anders kan lopen. Het probleem is dat alles sneller moet, terwijl de budgetten kleiner zijn en journalisten ook nog eens geacht worden om multimediaal te werken. Wat men tekortkomt aan de vrijheid om ergens langer te blijven en dieper in de materie te duiken wordt met het ik-gehalte opgevuld. “Ik sta hier, waar zojuist een bom is ontploft.” Je moet een merk zijn, een profiel hebben. Je staat niet zomaar ergens, nee, op “de aller-gevaarlijkste plek” en dat moet je dan meteen op Twitter melden. Roem is een verdienmodel geworden. Een bekende journalist, die steeds in zijn eigen verhalen opduikt, mag in alle talkshows aanschuiven en als de televisie je interessant vindt, willen ook de bladen met je werken enzovoort.’
Gaat dit ten koste van de mensen voor wie je een stem zou moeten zijn?
‘Dat vind ik wel, ja. Een journalist heeft een dienende ik. Ik ben niet tegen een ik-vorm – en ik heb ook over mezelf geschreven en heb in interviews over mezelf verteld terwijl ik een non-fictieboek over een land had geschreven – maar we zijn in eerste instantie duidende vertellers. We moeten niet tussen het publiek en het onderwerp in gaan staan.’
De vraaggesprekken waar Minka Nijhuis op doelt, verschenen met name in 2009 – het jaar waarin Birma: land van geheimen uitkwam – en 2010, toen ze voor dit boek de Bob den Uyl-prijs ontving. In die interviews zijn veel dezelfde ingrediënten terug te vinden: haar opa zat in het verzet, Minka was stewardess voor ze oorlogsverslaggever werd, ze deed voor diverse kranten en de radio verslag van conflicten in Cambodja, Myanmar, Kosovo, Oost-Timor, Irak, Afghanistan en Syrië, ze heeft altijd een ‘kidnap-pakketje’ bij zich met foto’s van familieleden en o ja, ze luistert onderweg graag naar de Cantates van Bach. Het is zo’n beetje de biografie van de hoofdpersoon uit Gekkenwerk.
‘Als Lotte beweert dat ziekenhuizen de graadmeter van een oorlog zijn, ben ik het daar volkomen mee eens’
En toch ben je Lotte niet.
‘Lotte is een personage. Er zitten stukjes van mij in haar, maar ik ben toch echt een heel ander iemand. Ik heb voor deze vorm gekozen omdat ik zo meer vrijheid had om al mijn materiaal te gebruiken; om uit te proberen wat er zou gebeuren als ik scènes zou uitvergroten, veranderen en verschuiven in de tijd.’
Maar ik neem aan dat jullie wel op dezelfde manier naar het vak kijken?
‘Ja, Lotte gebruikt als beginnend verslaggeefster wel grote woorden om een beetje op te boksen tegen de stoere boys, maar als ze, bijvoorbeeld, beweert dat ziekenhuizen de graadmeter van een oorlog zijn, ben ik het daar volkomen mee eens.’
Weggemoffeld
Het is ook vaak mijn eerste stop. Wie embedded verslag doet, komt eerder met een verhaal waarin het accent ligt op de militaire aspecten en de politieke consequenties voor Nederland, maar dan loop je wel het risico de oorlog los te koppelen van de slachtoffers. Ik ben juist over conflicten gaan berichten omdat ik het belangrijk vind om ervoor te zorgen dat we nooit vergeten wat een oorlog aanricht. Het gaat om de mensen die daar wonen, de burgerslachtoffers die er helemaal niks mee te maken hebben en die worden weggemoffeld als collateral damage. Zeker in deze tijd – waarin het buitenland, Verweggistan, wordt afgeschilderd als een regio waar alleen maar kwaadwillende moslims wonen die allemaal onze kant op willen komen – is het belangrijk om erop toe te zien dat er empathie doorklinkt in de verslaggeving. Dat deel mis ik vaak.’
Wordt het erger?
‘Vind ik wel. En dat komt ook doordat het snel moet en sociale media niet bepaald uitnodigen om meerdere kanten van een verhaal te belichten. Alles moet hapklaar zijn, ingekaderd, het is zus of het is zo, geen tijd voor nuances. Ik chargeer nu een beetje, maar toch: ik heb het idee dat er uit angst om een marktaandeel te verliezen wel vaak voor die vorm van verslaggeving wordt gekozen. Als u het broodje bruiner wil, dan bakken wij het toch gewoon een beetje bruiner? Het is natuurlijk óók onze verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat kranten en bladen verkocht worden, maar niet ten koste van alles. Onze kerntaak is een maatschappelijke: we moeten de macht controleren, het publiek informeren en – in mijn specifieke geval – de lezer of de luisteraar een blik bieden op een ver conflict waar ze anders niets over te weten komen.’
‘Ik heb wel eens verzucht: daar kom ik weer aan, met mijn pen’
Is het wel eens moeilijk om een conflict te duiden?
‘O ja, de situatie in Syrië en Irak, bijvoorbeeld. De ongelooflijk grote hoeveelheid spelers, de proxy war die wordt gevoerd, maakt het bijna onmogelijk om daar nog een duidelijk verhaal over te vertellen. Ik begrijp ook heel goed dat het publiek, na de zoveelste bomaanslag, denkt: laat maar. Voor mij is het juist daarom belangrijk om te vertragen, om een andere insteek te zoeken, bijvoorbeeld door in Bagdad een man te volgen die cello gaat spelen – de schoonheid terug gaat brengen – op de plekken waar bommen zijn ingeslagen.’
Of zoals Waad Al-Kateab deed in de met een Oscar bekroonde documentaire For Sama.
‘Veel mensen in mijn omgeving, die eigenlijk al een beetje Syrië-moe waren, zijn tóch gaan kijken en zijn blij dat ze de film hebben gezien omdat die onverschilligheid hun toch niet helemaal lekker zat. For Sama is tragisch en aangrijpend. Het gaat over Waads liefde voor haar dochter Sama, voor haar man Hamza, maar ook voor de burgers van Aleppo. Het is een verhaal over strijd, vriendschap en schoonheid. Ik ben in Aleppo geweest, ik ken mensen die in de film voorkomen; ik weet hoe waarachtig het verhaal van Waad is… Het is de ergste oorlog die ik ooit heb gezien. Het oorlogsrecht werd op alle mogelijke manieren geschonden, ik heb kilometers van destructie gezien, ziekenhuizen die openlijk werden gebombardeerd – echt, het gaat ieder voorstellingsvermogen te boven. En veel van de mensen die Aleppo zijn ontvlucht, zitten nu klem in Idlib, aan de Turkse grens. Een humanitair drama, ja, maar de meeste westerse landen die nu ach en wee roepen, waren de laatste jaren vooral bezig met het bestrijden van IS en het weren van vluchtelingen.’
[Lees ook de column van Linda Bilal: Wie zich afvraagt of vluchtelingen niet terug moeten keren, krijgt in de film For Sama antwoord]
In Gekkenwerk zegt Lotte dat haar notitieboek op een verslag voor Amnesty begint te lijken. Heb jij zelf ooit overwogen om rapporteur te worden?
‘Nee. Natuurlijk overlapt ons werk voor een groot deel, maar de context van de oorlogsverslaggeving is groter, breder en politieker van aard. Amnesty is erg gericht op de mensenrechtencomponent, ze gaan in de conflictgebieden kijken om het verhaal in een juridisch kader te kunnen plaatsen. Ze gaan altijd officieel op bezoek, nooit undercover, terwijl voor mij het weigeren van een visum juist een extra reden is om alle onorthodoxe middelen in te zetten om een land binnen te komen. Ik heb wel eens verzucht: daar kom ik weer aan, met mijn pen. Kan ik niet beter mijn handen uit de mouwen steken? Ik help waar het kan en als het mogelijk is, maar ik heb ook geleerd dat ik goed ben in wat ik doe. Dit werk past bij mij. En ik hoor het ook van de mensen over wie ik schrijf: we vertrouwen je, je kent ons land, blijf over ons schrijven.’
En daar komt nog iets bij: ik wil het Nederlandse publiek ook laten zien wat die oorlog inhoudt en in hoeverre het ook ónze oorlog is. De bommen worden namens ons gegooid. De vluchtelingen in Griekenland zitten daar nog altijd vast omdat ónze overheid haar belofte niet nakomt. De waarheid in een oorlog is moeilijk te vinden, maar we moeten er op z’n minst naar blijven zoeken.’
Op weg naar de frontlinie in Birma/Myanmar vraagt iemand aan Lotte: ‘What is your purpose in life?’|
‘Ja, en als ze de vraag terugkaatst, antwoordt hij: “The revolution, surely”.’
Dat doet ze omdat ze het eerlijke antwoord – ‘een loopbaan in de oorlog’ – eerder iets vindt voor een Amsterdamse kroeg. We zitten nu in zo’n kroeg. Wat zou jouw antwoord zijn op die vraag?
‘Toen ik op de lagere school een keer werd getest, sprong er één zinnetje uit: “Minka heeft een sterk ontwikkeld rechtvaardigheidsgevoel.” Dat werd thuis ook gestimuleerd; ik mocht een rebel zijn. Ik zou het verschil gaan maken, van betekenis zijn, het onrecht bestrijden. Trouwen en kinderen krijgen lokte me niet erg, ik zocht avontuur, wilde geen voorspelbaar leven leiden. Dat is, tot nu toe, behoorlijk goed gelukt.’
Minka Nijhuis
Geboren In Deventer op 23 april 1958
Werk Werkt als freelance journalist onder meer voor Wordt Vervolgd, NRC, De Groene Amsterdammer, Radio 1 en de NOS. Deed verslag van conflicten o.a. in Cambodja, Myanmar, Oost-Timor, Irak, Afghanistan en Syrië. Auteur van onder meer Het huis van Khala, een familie in Bagdad (2004/2008) en Birma: land van geheimen (2009). Haar eerste roman Gekkenwerk verschijnt op 31 maart bij Nijgh & Van Ditmar.
Prijzen Prix des Ambassadeurs (2002), Journalist voor de Vrede (2009), Bob den Uyl-prijs (2010), Prijs van het Vrije Woord (2017)
Motto No guts, no glory