Dungu/Niangara (DR Congo) – In de provincies Haut-Uélé en Bas-Uélé in het roerige noordoosten van de Democratische Republiek Congo is het voor lokale begrippen vrij rustig. Er is al jarenlang geen ebola-uitbraak meer geweest. Vluchtelingen uit de instabiele buurlanden Zuid-Soedan en de Centraal-Afrikaanse Republiek worden zo goed mogelijk opgevangen. En het Verzetsleger van de Heer, van de Oegandese krijgsheer Joseph Kony, maakt het gebied niet langer onveilig met grootschalige moordpartijen en plunderingen. Een kleine groep overgebleven rebellen heeft zich recentelijk toegelegd op bijenteelt.
Toch is er ook nu brandstof voor conflict en instabiliteit, en die komt uit een ogenschijnlijk onverwachte hoek: een bonte groep semi-nomadische herders, de zogenoemde Mbororo, van wie sommigen gewapend zijn.
Mbororo is een verzamelnaam voor pastorale volken afkomstig uit noordelijker gelegen landen als Tsjaad, Soedan, de Centraal-Afrikaanse Republiek en soms zelfs helemaal uit Libië. Rond de eeuwwisseling staken zij met hun families voor het eerst de Congolese grens over. Sommigen gingen op zoek naar vruchtbare grond die in hun geboortestreken steeds schaarser werd, onder andere door toenemende droogte als gevolg van klimaatverandering. Anderen sloegen op de vlucht voor geweld. Inmiddels wordt hun aantal in Haut-Uélé en Bas-Uélé geschat op 56 duizend en ook elders in Congo duiken ze steeds vaker op, tot in de hoofdstad Kinshasa, op ruim drieduizend kilometer rijden.
De aanwezigheid van de Mbororo leidt tot onvrede bij een groot deel van de plaatselijke bevolking, die merendeels uit zelfvoorzienende boeren bestaat. De kuddes met vaak vele honderden of duizenden runderen, geiten en schapen verwoesten hun kleine akkers en drinkwater raakt vervuild. Sommige herders zijn bovendien gewelddadig, en maken zich schuldig aan mishandeling van vrouwen en andere ernstige vergrijpen. Gezamenlijk onderzoek van de Congolese instelling Action pour la Promotion Rurale (APRu) en de Nederlandse vredesorganisatie PAX laat zien dat er in het recente verleden vele tientallen gewelddadige incidenten hebben plaatsgevonden, waaronder verkrachtingen, moord en diefstal. Aan beide kanten zijn doden gevallen, onder zowel mensen als runderen.
Groen, vruchtbaar en dunbevolkt
Rijstboer Justin vertelt hoe hij op een avond met zijn kind in een hinderlaag liep, na een dag werken op zijn velden. ‘Een groepje Mbororo had de weg versperd. Ik moest met enkele voorbijgangers plaatsnemen in een kuil, waar we stevig werden vastgebonden en geslagen. Het was net marktdag geweest en druk op de weg. Ze schoten op motors met handelswaar.’ Zelf kwam hij met de schrik vrij.
Dat geluk had Rose uit het stadje Niangara niet. Zij was met haar man op hun akkers, toen ze werden aangevallen door vijf Mbororo. Haar man werd vermoord en zelf werd ze door alle vijf verkracht. Ze is ernstig ziek en krijgt verzorging aangeboden door APRu.
Het conflict tussen de Mbororo en de plaatselijke bevolking draait voornamelijk om land. Het noordoosten van Congo is groen, vruchtbaar en dunbevolkt: plek genoeg voor de autochtone landbouwers én de herders, zo lijkt het. Maar als gevolg van de snelle bevolkingsgroei, inefficiënte landbouwmethoden, de omvangrijke nationale parken en mijnbouwconcessies in het gebied, beide ontoegankelijk voor de bevolking, zijn herders en boeren toch vaak veroordeeld tot elkaars nabijheid.
Wordt Vervolgd reisde af naar de stadjes Dungu en Niangara in Haut-Uélé om met vertegenwoordigers van de Mbororo en de lokale bevolking over de problematiek te praten, maar dat bleek lastiger dan verwacht.
Volgens lokaal gebruik stellen mijn Congolese tolk en ik ons in Niangara voor aan de Administrateur du Territoire, de lokale vertegenwoordiger van de centrale macht in Congo, om hem in te lichten over onze plannen. Zijn kantoor is gevestigd in een vervallen bakstenen gebouw uit de Belgische koloniale tijd, met aan weerszijden trapgevels. Vanwege het onbehagen bij de Congolese bevolking over de herders zijn we in de veronderstelling dat een reportage over dit onderwerp geen weerstand oproept bij de autoriteiten. De administrateur, gekleed in een lichtblauw overhemd dat over zijn ronde buik valt, schudt echter zijn hoofd als we hem de reden van ons bezoek vertellen. ‘Dat gaat niet gebeuren’, zegt hij moeilijk kijkend. Hij maant ons eerst toestemming te vragen aan de gouverneur, gevestigd in provinciehoofdstad Isiro, een urenlange reis vanaf Niangara.
We bellen de invloedrijke voorman van een lokale Congolese ontwikkelingsorganisatie voor advies. Die is resoluut: ‘Het is daar gevaarlijk. Ga zo snel mogelijk weg uit Niangara.’
Wat we op dat moment onvoldoende beseffen, is de mate waarin sommige lokale machthebbers de buitenlandse herders zelf uitmelken. De meeste Mbororo hebben geen verblijfsvergunning en zijn daardoor als ongedocumenteerden overgeleverd aan de willekeur van autoriteiten. Zo heeft Héritier Marindo, zoals de administrateur met het lichtblauwe overhemd heet, een heffing ingesteld die hem jaarlijks miljoenen Congolese francs oplevert, wat neerkomt op enkele duizenden euro’s – een veelvoud van zijn salaris. Zonder bonnetjes.
Ook de plaatselijke leiders van de politie, het leger, de inlichtingen- en de immigratiedienst profiteren mee, zo blijkt uit onderzoek van APRu en PAX. Op feestdagen – Nieuwjaar, Pasen, Kerstmis, Internationale Vrouwendag en Onafhankelijkheidsdag – eisen zij een vast aantal runderen op, die in Congo ongeveer vijfhonderd euro per stuk waard zijn, meer dan een gemiddeld jaarloon. Voor een volkstelling van de Mbororo, een taak die politie en inlichtingendienst op zich nemen, krijgen de herders in Niangara eveneens een rekening in natura gepresenteerd: liefst vijfhonderd dieren. Opnieuw zonder officiële boekhouding, waardoor de staat waarschijnlijk niets terugziet van deze transacties.
We volgen het advies van de ontwikkelingswerker op en rijden onverrichter zake over een stoffige jungleweg terug naar het stadje Dungu, honderd kilometer oostwaarts, waar we veilig zijn.
Pottenkijkers
Een openlijke ontmoeting met een groep Mbororo en hun kuddes wordt tijdens dit bezoek te riskant geacht. Wel kunnen we een lokale leider ontmoeten op een geheime plek in het stadje Dungu. Het gesprek vindt na zonsondergang plaats in een anonieme woonwijk, buiten het zicht van pottenkijkers.
De herder, Youssouf Hamadou, reist met een omweg over nauwelijks begaanbare paden, waardoor hij de politiepost met hefboom bij de toegang tot het stadje omzeilt. Hij wandelt de kamer binnen met draadloze oordopjes en legt een smartphone op tafel die bijna niemand zich in deze streek kan veroorloven. Hij is 39 jaar, maar oogt jonger.
Hamadou vertelt dat hij in Tsjaad is geboren, nabij de hoofdstad Ndjamena, waar zijn grootouders de kuddes naar hartenlust lieten grazen. In Congo worden alle buitenlandse herders Mbororo genoemd, maar eigenlijk maakt hij deel uit van de Fulata, een andere benaming voor de Fulani of Peul, een etnische groep die van oudsher bekendstaat als een volk van herders. Ze zijn met meer dan vijftig miljoen en leven verspreid over de Sahel, tot in Senegal in West-Afrika aan toe. In veel landen worden ze als minderheid gediscrimineerd.
In Tsjaad leidden de jongeren een nomadisch bestaan, elk seizoen op zoek naar vruchtbaar land voor de kuddes, terwijl ouderen in vaste dorpen verbleven. Woestijnvorming in zijn geboortestreek dreef Hamadou en zijn clan steeds verder zuidwaarts, tot in het buurland de Centraal-Afrikaanse Republiek. ‘Voor ons was dat het paradijs op aarde’, zegt hij. ‘Vreedzaam, groen en drinkwater in overvloed voor de kuddes.’
Naar eigen zeggen zaten ze niemand in de weg en was hij er graag gebleven, ware het niet dat het land na een staatsgreep toneel werd van een burgeroorlog. Hierna werd het er steeds gevaarlijker voor de herders. Na tien jaar hielden ze het voor gezien en trokken verder naar het zuiden, de grens over naar Congo.
‘Hier voelen we ons thuis en hebben we een leven opgebouwd’, zegt Hamadou. ‘We kennen alle traditionele chefs en andere autoriteiten, die ons duidelijk hebben gemaakt dat dit gebied van hen is en dat we rechten moeten betalen om te mogen blijven. Dat doen we door telkens weer koeien af te staan.’
Liever belasting dan steekpenningen
Volgens het onderzoek van APRu en PAX staat Hamadou aan het hoofd van ongeveer tienduizend Mbororo, die in totaal zeker 20 duizend runderen bezitten. Het merendeel van de groep woont in de jungle, zonder vaste verblijfplaats. Hamadou zelf is zes jaar geleden met enkele families neergestreken in een dorp, waar hij een stukje grond heeft gekocht en een huis heeft gebouwd.
Hij erkent dat het vee regelmatig akkers vernielt, maar beweert na tussenkomst van de politie en een landbouwexpert altijd een schadevergoeding uit te betalen. ‘We kunnen niet in strijd leven met de eigenaren van het land.’ Een woordvoerder van APRu bevestigt dat. ‘Maar het probleem is dat het geld de slachtoffers niet bereikt, of slechts een klein percentage.’
Volgens Hamadou speelt er meer. Hij ziet jaloezie als voornaamste oorzaak van de spanningen. ‘Ik heb iets wat Congolezen niet hebben. Wij hebben onze kuddes en zijn daardoor rijk. De Congolezen hebben bijna niets. De autoriteiten zetten de bevolking tegen ons op, maar die beseft niet dat wij hun bestuurders voortdurend moeten spekken om te mogen blijven.’
Hamadou betreurt het dat de meeste Mbororo ondanks alle kosten die ze maken niet volledig deel uitmaken van de samenleving. Zo mogen de kinderen van de herders niet naar school in Congo. ‘Mijn vier kinderen werden aanvankelijk wel toegelaten, maar de Congolezen vonden het toch een slecht idee om onze nakomelingen een opleiding aan te bieden’, zegt hij.
De kuddes met vaak vele honderden of duizenden runderen, geiten en schapen verwoesten hun kleine akkers, en drinkwater raakt vervuild
Wat nu? Kunnen de Mbororo integreren of moeten ze ‘terug’ – en in dat tweede geval, waarheen dan? Tsjaad zit in elk geval niet op terugkeer van de Fulata te wachten en de situatie in de Centraal-Afrikaanse Republiek is nog altijd instabiel.
Hamadou wil zich met zijn clan het liefst permanent in Congo vestigen en wijst op voorbeelden van geslaagde integratie, zoals gemengde huwelijken of Mbororo die zich met succes hebben toegelegd op andere activiteiten dan veeteelt. Hij zou liever echte belasting betalen, in plaats van steekpenningen.
Sommige Mbororo pleiten voor erkenning als vluchteling, wat hun een officiële status en rechten zou geven. In de provincie Bas-Uélé boekten zij begin dit jaar succes. Volgens PAX kreeg een onbekend aantal Mbororo daar de vluchtelingenstatus, maar wordt dit vooralsnog geheimgehouden om geen onvrede te creëren bij de bevolking.
Veel Congolezen zien maar één duurzame oplossing: de Mbororo moeten onvoorwaardelijk hun land verlaten. Een groep van 36 leiders van maatschappelijke organisaties die de lokale Congolese bevolking vertegenwoordigen, deed hiertoe een oproep.
Een conferentie eind vorig jaar, mede-georganiseerd door PAX, had als doel beide partijen dichter bij elkaar te brengen. Wat niet hielp, was dat de meeste genodigde Mbororo-leiders onderweg bij checkpoints werden tegengehouden: lokale bestuurders wilden hun melkkoeien niet kwijtraken, dus mochten ze het gebied niet verlaten.
Toch was de conferentie een eerste stap. ‘De Congolezen waren in elk geval bereid aan tafel te zitten met een delegatie van Mbororo, van wie enkelen gelukkig wel aanwezig konden zijn. Dat was vooruitgang’, zegt Marianne Moor van PAX. ‘Het heeft geleid tot een beter inzicht in de belangen van de politici en bestuurders. Zowel de Mbororo als de vertegenwoordigers van de bevolking hebben naar elkaars klachten moeten luisteren. Dit soort processen vereist een lange adem.’
Hamadou hoopt dat beide partijen er zo snel mogelijk uitkomen. ‘Op dit moment worden we geaccepteerd vanwege onze rijkdom. Maar wat als het geld op is, als we volledig zijn kaalgeplukt? Ons lot is onzeker.’