1973. De blinde spaanplaten deur die toegang geeft tot de burelen van Amnesty in Amsterdam is net zo onopvallend als de organisatie zelf op dat moment nog is. Driehoog achter, in twee ruimtes boven bioscoop Kriterion aan de Roetersstraat, houden gepensioneerde nonnen de ledenadministratie bij terwijl de andere vrijwilligers brieven schrijven voor de vrijlating van gewetensgevangenen, dan nog de core business van Amnesty. De eerste betaalde kracht is zojuist – in deeltijd – in dienst genomen om de vrijwilligers te coördineren.
Tussen de stapels papier buigt de net afgestudeerde jurist Dick Oosting (1946) zich over de vertaling van het eerste thematische Amnesty-rapport ooit. Het rapport is onderdeel van de eveneens allereerste internationale campagne die Amnesty International – in 1961 opgericht in Engeland, de Nederlandse sectie volgt in 1968 – dat jaar gaat voeren en die de organisatie voorgoed zal veranderen.
Gigantische impact
Oosting begon eind 1972 als vrijwilliger bij Amnesty Nederland en werd later onder andere plaatsvervangend secretaris-generaal van Amnesty op het hoofdkantoor in Londen, directeur van Amnesty Nederland (1982-1987) en directeur van Amnesty’s Brusselse lobbykantoor (1999-2007). ‘We organiseerden vier conferenties over de psychische, medische en juridische aspecten van het martelen. Uitsmijter was de slotconferentie op 10 en 11 december 1973 met de presentatie van een rapport waarin de vrijwilligers van de onderzoeksafdeling in Londen martelpraktijken in tientallen landen hadden gedocumenteerd.’
Na de eerste martelcampagne groeide Amnesty van organisatie voor gewetensgevangenen uit tot een brede mensenrechtenbeweging
Het rapport kreeg grote aandacht in de internationale pers en de impact was gigantisch; regimes van 63 landen werden, onderbouwd met individuele gevallen, in verband gebracht met martelen. En daarmee gaf de Amnesty-campagne het startschot voor de onderhandelingen over een internationaal verdrag tegen marteling. Nadat de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in december 1975 een Verklaring tegen martelen aannam, werd uiteindelijk – in 1984 – het VN-Verdrag tegen marteling en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing aanvaard, om in 1987 in werking te treden. Maar er kwam uiteraard nog wel het een en ander bij kijken voor het zover was.
Amnesty Nederland speelde een grote rol bij het opstellen van het verdrag. Nederland was tussen 1982 en 1984 voorzitter van de onderhandelingen. Amnesty wilde dat er een bepaling in de verklaring zou worden opgenomen dat verdachten in willekeurig welk buitenland voor foltering konden worden vervolgd. De Nederlandse regering was daar geen voorstander van, maar door een succesvolle lobby lukte het het standpunt te wijzigen. Het is die bepaling die het in 1998 mogelijk maakte dat de Chileense oud-dictator Pinochet in Londen kon worden aangehouden.
Nobelprijs
Na die eerste campagne groeide Amnesty van een actieorganisatie voor gewetensgevangenen in snel tempo uit tot de eerste brede mensenrechtenbeweging. De aanwas van nieuwe leden en de toename van de fondsenwerving was enorm. Het aantal nationale Amnesty-afdelingen groeide van negentien begin jaren zeventig tot negenendertig in 1980.
Het ledental nam toe van dertigduizend in 1973 tot ruim vierhonderdduizend in 1985. Eind jaren negentig groeide het aantal leden zelfs tot ruim boven een miljoen.
Ook de Nobelprijs voor de Vrede die Amnesty International in 1977 ontving, kan op het conto van die eerste campagne worden geschreven. Oosting maakte het van heel dichtbij mee. ‘Daar heb ik een nacht mee onder m’n kussen geslapen. We waren in Stockholm om een antidoodstrafcampagne op te zetten toen op 10 december in Oslo de Nobelprijs voor de Vrede werd uitgereikt. De afvaardiging van Amnesty die hem in ontvangst nam, voegde zich daarna bij ons. Op de een of andere manier belandde de gouden medaille in mijn zak om mee te nemen naar Londen. ’s Nachts legde ik hem voor de zekerheid onder m’n kussen. En de volgende dag heb ik hem veilig afgeleverd in Londen, waar hij in een of andere bankkluis is verdwenen.’
Gevoelig onderwerp
In april 1984 lanceerde Amnesty de tweede anti-martelcampagne, want ondanks alle reuring en actie was de noodzaak gebleven: in 1973 stelde Amnesty marteling vast in zestig landen, in 1984 waren dat er zelfs 97, zo staat in het rapport dat bij de start van de campagne verscheen.
De directe aanleiding voor de campagne was het aanhoudende verzet van diverse regeringen tegen het internationale verdrag tegen marteling, dat op 10 december 1984 moest worden aangenomen. Dat het een gevoelig onderwerp was, blijkt ook uit de weigering van toenmalige premier Lubbers en de andere genodigde ministers uit zijn kabinet om bij de startbijeenkomst van de campagne aanwezig te zijn. Volgens Lubbers hadden Amnesty en de regering gescheiden, eigen verantwoordelijkheden. Ook wilde hij ‘vereenzelviging’ met de campagne vermijden (Trouw, 4 april 1984).
Dankzij succesvolle lobby bij de VN kon de Chileense oud-dictator Pinochet in 1998 in Londen worden aangehouden
De tweede campagne ging verder dan de eerste. Zo kwam er bijvoorbeeld ruimschoots aandacht voor ‘gewone’ gevangenen die aan marteling werden blootgesteld, waardoor het onderscheid met politieke gevangenen naar de achtergrond verdween. Ook nieuw was dat Amnesty voor deze campagne voor het eerst een ‘12-punten-programma’ ontwikkelde met eisen aan alle regeringen. De puntenprogramma’s zijn vanaf dat moment een vast onderdeel van Amnesty’s campagnes.
De campagne duurde bijna twee jaar, maar vooral in de actieweek van eind maart 1985 pakte Amnesty Nederland flink uit. Honderden mensen zetten een kleine oproep in landelijke dagbladen. Bij een reeks ambassades werd een stille wacht gehouden en de Dam veranderde in een actiecentrum. In het populaire radioprogramma De Avondspits werd presentator Frits Spits een week lang iedere dag gebeld door een bekende acteur die het verhaal van een slachtoffer van marteling vertelde. Als uitsmijter werd er op een eilandje in het Gooimeer bij Naarden een symbolisch clandestien detentiecentrum nagebouwd. Het motto van de actie was ‘toegang tot gevangenen’ en het symbolische kamp moest een duidelijk signaal afgeven tegen het vasthouden van gevangenen op geheime plaatsen waar, zo blijkt uit alle onderzoek, martelen het meest voorkomt. Verlichting zorgde ervoor dat het kamp ’s avonds goed zichtbaar was vanaf de snelweg.
Voor de troepen uit
Met de derde en voorlopig laatst internationale anti-martelcampagne loopt Amnesty (opnieuw) voor de troepen uit. Tussen 1998 en 2000 – de derde campagne – staan de bliksemacties (urgent actions) centraal. Dit actiemiddel werd vlak voor de eerste campagne begin jaren zeventig voor het eerst ingezet. Het idee erachter is dat zodra de wereld weet dat iemand vastzit, en de autoriteiten erop kunnen worden aangesproken, het risico op marteling en andere misstanden afneemt. De bliksemacties boden – in eerste instantie middels telegrammen en later met de telex, fax en e-mail – Amnestyleden en -afdelingen de mogelijkheid om direct actie te ondernemen voor iemand. En niet zonder succes. In maart 2000 stelden Turkse veiligheidsagenten vijf politieke gevangenen gerust met de mededeling: ‘Amnesty International maakt een hoop kabaal over je. We zullen je niks doen.’ En ook Papoea-vrijheidsstrijder Filep Karma kreeg tijdens zijn gevangenschap te horen dat er bewakers werden overgeplaatst omdat er zoveel brieven en telefoontjes bij de president waren binnengekomen over zijn slechte behandeling dat de minister van justitie op het matje was geroepen.
In 1977 ontving Amnesty de Nobelprijs voor de Vrede. ‘Daar heb ik nog een nacht mee onder m’n kussen geslapen’
In retrospectief lijkt het dus logisch om eind jaren negentig de dan in rap tempo oprukkende snelle communicatiemiddelen, zoals bijvoorbeeld sms, in te zetten. Maar destijds was nog geen enkele organisatie Amnesty voorgegaan, dus het was een gok of het zou aanslaan. Maar de eerste sms-actie ‘Stop Martelen Snel’ was meteen een succes. Het middel past goed bij Amnesty’s werk, waarin de snelheid van handelen zo’n belangrijke rol speelt. In de eerste 48 uur na de arrestatie is de kans op martelen het grootst; zodra er contact met de buitenwereld is, neemt het risico af. Dankzij sms kunnen mensen sneller dan ooit geïnformeerd worden en actie ondernemen, bijvoorbeeld een petitie ondertekenen. Bijkomend voordeel van het inzetten van sms was dat hiermee ook een jongere, nieuwe doelgroep werd bereikt.
Succes?
Dus de antimartelcampagnes van Amnesty zijn een groot succes? Dat is maar hoe je ernaar kijkt. Er is veel bereikt. Het bouwwerk van de mensenrechten, de internationale verdragen en verklaringen is mede dankzij de campagnes en acties voor een groot deel voltooid. Ook hebben de laatste twee decennia wel honderd staten zich tot een of andere vorm van democratie bekeerd. Dat is hoopvol, maar tegelijkertijd is er volgens Amnesty de laatste jaren in maar liefst 150 landen gemarteld of ernstig mishandeld. Er is misschien minder sprake van stelselmatige politieke marteling, maar het politiegeweld is in veel landen de laatste tien jaar juist toegenomen, zoals in Rusland, Egypte, Hongarije, Turkije, Zimbabwe en de Filipijnen.
Op een eilandje in het Gooimeer bij Naarden werd een symbolisch clandestien detentiecentrum nagebouwd
Voor de cynische aanklacht dat het succes van de antimartellobby ertoe heeft geleid dat het aantal politieke moorden en verdwijningen is toegenomen – men zou zich op die manier een hoop ‘gedoe’ besparen – is gelukkig weinig bewijs te vinden. Wel laten sommige ontwikkelingen zien dat perceptie en politieke nabijheid een rol spelen in de veroordeling van misstanden. Vlak na de derde campagne begon de War on Terror, met Guantánamo Bay en de geheime CIA-gevangenissen als onderdeel van de strijd. Daar vonden wantoestanden plaats die vergelijkbaar zijn met wat er bijvoorbeeld in Chili en Argentinië gebeurde tijdens de dictaturen. Toch zijn de Verenigde Staten internationaal nooit zodanig als boevenbende neergezet.
Het is duidelijk dat de antimartelcampagnes een grote impact hebben gehad, maar klaar is het werk zeker niet. Amnesty zal misschien wel altijd campagne moeten blijven voeren tegen martelen.