Linda Bilal: ‘Mijn droom om het als radiomaker te gaan maken, spatte uiteen’
Sta me toe wat te vertellen over de toekomstdromen die ik had toen ik nog in Syrië was. Met veel passie werkte ik toen voor de lokale radiozender van Aleppo. Achter de microfoon was ik op en top gelukkig en genoot ik van de interactie met vaste bellers, die ik vaak al herkende aan de manier waarop ze ‘hallo’ of ‘goedemorgen’ zeiden.
Destijds had ik een lijst opgesteld met de beroemdheden die ik als radiomaker ooit zou ontmoeten. Zo wilde ik heel graag de presentatoren spreken van Radio Monte Carlo, het internationale Arabischtalige radiostation dat vanuit Frankrijk uitzendt.
Maar mijn droom om het als radiomaker te gaan maken, leek uiteen te spatten toen ik voor de oorlog naar Turkije moest vluchten. Wel kon ik daar meewerken aan radio-uitzendingen die via internet verspreid werden. Dat ging goed, maar de interactie met luisteraars was er veel minder.
Banale overwinningen
De omstandigheden werden gecompliceerder en ik moest Turkije ontvluchten. Op de rubberboot waarmee ik met andere vluchtelingen de gevaarlijke oversteek naar Europa waagde, luisterde ik naar de anderen. Hun trillende stemmen staan in mijn geheugen gegrift. Ik deed mijn best hen gerust te stellen te midden van boze golven.
In Griekenland, en via de organisatie Reporters Without Borders, leek de wereld voor mij open te gaan. Ik zei naar een land te willen dat de rechten van journalisten respecteert. Nederland leek voor mij de ware hoeder van het vrije woord.
Eenmaal daar bleek journalistiek overal te zijn. Zou mijn droom nieuw leven worden ingeblazen? Had ik dan toch niet voor niets mijn hele leven lang mijn stem getraind? Zou ik radio kunnen maken in een land dat ik nog niet kende?
Toen ik mijn tijdelijke verblijfplaats kreeg, reisde ik rechtstreeks naar de studio van Radio Monte Carlo. Daar zou ik inderdaad enkele presentatoren ontmoeten. Zo werd een deel van mijn legitieme droom verwezenlijkt.
Terug in Nederland belandde ik weer in de realiteit waarin ik moest hopen op een permanente verblijfplaats. En nog altijd is er de vreemde taal, het papierwerk, de paspoorten, de verstikkende bureaucratie… Al die zaken zijn obstakels tussen mij en mijn droom. Ook de politieke spelletjes, de internationale resoluties en de onwerkelijke gevechten die ik elke dag moet voeren, staan in de weg.
Tegenwoordig droom ik ervan dat mijn irritante buurman een keer zal kalmeren zodat ik rustig kan slapen. Ook droom ik dat de ambtenaar van de gemeente me een keer niet zal bellen om naar ontbrekende papieren te vragen. En ik droom ervan mijn examens in het Nederlands te halen, de woorden correct uit te spreken en mijn anders-zijn te verbergen.
Mijn toekomstdroom is geleidelijk gekrompen, terwijl ik verdronk in enkele banale overwinningen.