Libanon (2)

Deze maand werd bekend dat het Speciale Tribunaal voor Libanon (lees hier mijn eerdere column erover) heeft besloten vier verdachten in absentia te berechten. Volgens het persbericht van het tribunaal gaan de rechters nu aan het kantoor van de verdediging vragen een advocaat voor de verdachten aan te wijzen.

De reputatie van het tribunaal lijkt met dit besluit een dieptepunt te hebben bereikt. Die indruk kreeg ik tenminste vorige week in Londen tijdens een lezing van Steven Kay. Kay is de kleurrijke Britse advocaat die in 2004 door het Joegoslavië-tribunaal was benoemd om de voormalige Servische president Milosevic te vertegenwoordigen. Wat Milosevic overigens weigerde.

Er kwam veel stoom uit de oren van Kay bij de bespreking van de werkwijze van het Libanon-tribunaal. De frustratie richtte zich vooral op de rechters die ’natuurlijk al lang wisten dat ze het zo zouden doen’ maar nu pas de witte rook hadden laten ontsnappen. De toekomstige advocaten van de afwezige verdachten hebben zo een enorme achterstand ten opzichte van de aanklagers die de zaak al vanaf 2009 aan het voorbereiden zijn, zei hij.

Ook fulmineerde Kay tegen het ontbreken van direct bewijsmateriaal: de aanklacht zou geheel en al berusten op de hoeveelheid per mobiel gepleegde telefoontjes tussen de verdachten vlak voor de bomaanslag, zonder dat de aanklager weet wat er precies tijdens die gesprekken is gezegd. De pijlen van de advocaten zullen zich volgens Kay eerst richten op het recht van ‘hun’ cliënten om aanwezig te zijn bij het proces en op de rechtsgeldigheid van de beslissing van de rechters. Ik wacht de openbare onderhandelingen hierover met spanning af. Wordt Vervolgd.