Linda Bilal column
© Jitske Schols

La vie sans peur – column van Linda Bilal

Ik doe altijd mijn uiterste best om mensen met een uniform te vermijden. Als op het station een politieagent of een beveiliger aan komt lopen, pak ik de hand van mijn vriend en blijf zo ver mogelijk bij die persoon uit de buurt.

Ook kom ik het liefst zo min mogelijk op het gemeentehuis. Ik word nerveus omdat ik geen goed Nederlands spreek. Ooit droomde ik, voorafgaand aan een afspraak, over een slaapliedje dat mijn moeder zong voor het slapengaan, zodat ik mijn zorgen zou vergeten.

Mijn handen trillen als ik officieel ogende brieven zie. Ik raak in paniek bij een onverwacht telefoontje van een onbekend nummer. Ik ben bang een afspraak te vergeten met de dokter, het ziekenhuis, of met de fysiotherapeut.

Begin november keek ik met twee vrienden naar een item op het nieuws over de onderdrukking van journalisten. Opeens begon mijn bovenbuurman hard te huilen en vervolgens met spullen te smijten. Dat doet hij iedere week weleens. Elke keer trek ik een kussen over mijn hoofd of zet ik een koptelefoon op met harde muziek om hem niet te hoeven horen.

Mijn handen trillen als ik officieel ogende brieven zie en ik raak in paniek bij een onverwacht telefoontje

Maar nu waren die vrienden bij me. Een van hen kwam uit Frankrijk voor een kort bezoek en ze logeerden voor een nacht bij mij. Het gezicht van mijn vriend sprak boekdelen: waarom bel je de politie niet? Ik had al andere oplossingen overwogen: ik zou mijn vrienden extra kussens geven en ze zeggen te negeren wat er boven hun hoofd gebeurde. Maar de politie bellen was wel het laatste waar ik aan dacht.

Intussen stond de buurman voor mijn deur. Hij klopte, spuugde en vloekte. Tot die tijd dacht ik altijd dat hij gewoon een slechte dag had, en daar kon ik mee leven. In Syrië hebben we een gezegde dat zoiets betekent als ‘tolereer je buren’.

Maar nu restte mij niks anders dan de politie te bellen. Mijn vriend pakte de telefoon en belde 112. Daarna liep ik tien minuten lang ijsberend door de woonkamer. Eigenlijk werd ik zenuwachtiger van de gedachten aan de politie dan van mijn buurman. Toen de bel ging viel ik bijna flauw. ‘Goedenavond, uw buurman heeft een overdosis genomen. We houden hem tot morgen vast. Twijfel asjeblieft niet om ons te bellen als er opnieuw zoiets gebeurt.’ Voordat de agent vertrok, gaf hij me een hand en wenste me een goede en rustige nacht. Ook zei hij nog dat hij het vervelend voor me vond dat dit was gebeurd.

De dag erna filmde mijn vriend me voor een documentaire voor Al Jazeera. De laatste vraag die hij me stelde was: ‘Waar droom je van?’. Ik antwoordde dat ik beheerst word door angst. ‘Waar ik van droom is een leven zonder angst.’