‘Koerden worden onderdrukt door het regime, maar de vrouwen ook door het patriarchaat’
Amineh Kakabaveh sloot zich als tiener aan bij de Iraans-Koerdische gewapende oppositiegroep Komala. Ze kreeg asiel in Zweden en kwam op haar 35e in het Zweedse parlement. Nu steunt ze de demonstranten in Iran die strijden voor vrijheid.
Wie goed naar Amineh Kakabaveh kijkt, kan zien dat ze gisteravond en vanochtend nog heeft gehuild. Ze had gehoopt dat ze haar oude kameraad Majied Elahi nog had kunnen zien voor hij zou overlijden, maar hij bleek zelfs te zwak om haar gesproken WhatsApp-bericht nog te beluisteren. Maar ze heeft zichzelf bijeengeraapt, want het Vlaams parlement wacht, waar ze later die dag spreekt over de protesten in Iran. Verderop in de week spreekt ze nog in het Griekse parlement. Het overlijden van haar oude strijdmakker brengt de gewapende strijd waar zij ruim dertig jaar geleden aan meedeed, tegen het Iraanse regime, weer heel dichtbij. Maar die herinneringen zijn eigenlijk nooit ver weg. ‘De strijd zit voor altijd in mijn bloed.’
Kakabaveh (52) is een Zweedse met roots in Iraans-Koerdistan. Dit voorjaar stond ze als onafhankelijk parlementariër in het centrum van de politieke belangstelling. De oorlog in Oekraïne was begonnen en halsoverkop wilde Zweden, samen met Finland, lid worden van de NAVO om de toenemende dreiging van Rusland het hoofd te bieden. Maar de Turkse president Erdoğan zwoer pas groen licht te geven als Zweden zou stoppen met ‘terroristen’ steunen. Er zat er zelfs eentje in het parlement, fulmineerde hij – waarmee hij Kakabaveh bedoelde, want zij sloot zich als 13-jarige aan bij de Iraans-Koerdische gewapende communistische oppositiegroep Komala.
‘In de media word ik weleens omschreven als “kindsoldaat”. Dat doet geen recht aan onze trauma’s’
Ze had invloed, de afgelopen jaren. Ze kwam het parlement in 2008 binnen voor de Groenen, maar is partijloos sinds 2019. Sindsdien stonden of vielen plannen van de minderheidsregering met háár stem. Die invloed gebruikte ze om af te dwingen dat de Zweedse regering steun zou uitspreken aan de Koerden in Syrië, die in het noordoosten van het land sinds 2012 hun eigen gebied bestieren, tot grote woede en frustratie van Erdoğan. Die steun moest Zweden afzweren als het NAVO-lid wilde worden, eiste Erdoğan. De Turkse ambassadeur in Zweden vond dat Kakabaveh uitgeleverd moest worden aan Turkije, een eis die hij inslikte toen bleek dat ze niet uit Turkije komt maar uit Iran.
Uit een dorpje bij Seqiz om precies te zijn, de stad waar ook Jina Mahsa Amini vandaan kwam, de Koerdische die half september door de zedenpolitie in Irans hoofdstad Teheran werd vermoord omdat ze haar hoofddoek niet naar behoren droeg. Tegenwoordig woont Kakabavehs familie in het dichtbijgelegen Bokan. Ze heeft ze al 72 dagen niet gesproken, sinds de demonstraties in Iraans-Koerdistan begonnen en ze zich al snel uitbreidden naar de rest van Iran. ‘Dat is een groot verdriet’, zegt ze. ‘Maar het is te gevaarlijk voor ze om met mij in contact te zijn.’
Autobiografie
Een kindertijd heeft Kakabaveh nooit gehad. Het gezin waar ze uit komt was zo arm dat ze al op 6-jarige leeftijd moest gaan werken om het gezinsinkomen aan te vullen. Ze spon wol, weefde en borduurde, en deed seizoenswerk op het land, waarvoor ze in fruit en bonen werd uitbetaald. Over de communistische groep Komala, die zich tegen het regime van de sjah verzette, hoorde ze op de radio. ‘Een oom van me sloot zich bij Komala aan toen ik nog klein was’, zegt ze. ‘Ik droomde daarover. Ik wist dat Komala ook vrouwelijke peshmerga had’, doelend op de Koerdische strijders die letterlijk vertaald ‘zij die oog in oog staan met de dood’ worden genoemd.
Koerdische groepen steunden de islamitische revolutie van 1978, maar van beloftes van het nieuwe regime kwam niets terecht. Een Koerdische opstand werd hardhandig neergeslagen. In 1980 was dat, toen Amineh 9 jaar was. Het regime had haar familie meteen in het vizier vanwege een aantal familieleden dat in het verzet zat. De repressie groeide: de veiligheidstroepen hielden steden en dorpen in hun greep met intimidaties en geweld.
Ze beschrijft het in Amineh, inte större än en kalasjnikov (Niet groter dan een kalasjnikov), haar autobiografie die in verschillende talen is verschenen. ‘Omdat ik zo jong was’, zegt ze, ‘word ik in de media weleens omschreven als “kindsoldaat”. Maar dat doet geen recht aan onze trauma’s. Het regime mishandelde me, ze wilden me opsluiten en verkrachten, ze martelden en vernederden mijn vader. Ze onderdrukken de Koerdische cultuur en nemen ons onze waardigheid af. Natuurlijk moest je officieel 18 zijn om je aan te sluiten, maar ze probeerden voor de jongere strijders een zo veilig mogelijke plek te creëren.’
13-jarige strijdster
Ze bleef zes jaar bij Komala. Eerst in Iran, maar later week de groep uit naar Koerdistan in Irak. Daar zit Komala nog altijd – de groep wordt, net als andere Iraans-Koerdische oppositiepartijen, nu met luchtaanvallen bestookt door Iran, met doden tot gevolg. Zelf stak Kakabaveh op haar 19e, toen de Iraakse dictator Saddam Hussein onder andere met gifgas huishield in Koerdistan, de grens met Turkije over. Ze kreeg asiel in Zweden, waar ze alsnog naar school ging en filosofie en sociologie studeerde. Op haar 35e werd ze parlementariër.
Het leven als 13-jarige strijdster in de bergen van Koerdistan lijkt mijlenver af te staan van het leven als academisch geschoold (voormalig) parlementslid in Zweden. Maar niet alleen het snijdende verdriet over het overlijden van haar vroegere kameraad Majied Elahi laat zien hoe verbonden beide levens zijn. Haar ervaringen als jong meisje in Iran en later als Komala-guerrilla, bepalen de strijd die ze nu als politica en activist voert. Ze zegt: ‘Mijn moeder werd gedwongen met mijn vader te trouwen en zo ging het bij alle meisjes. Alle Koerden worden onderdrukt door het regime, maar de vrouwen ook door het patriarchaat. Vooral toen de Zweedse minderheidsregering mijn steun nodig had, heb ik veel kunnen doen om de Koerdische strijd en de strijd van vrouwen op de internationale agenda te zetten.’
Amineh Kakabaveh
UitklappenGeboren
6 december 1970 (Iraans-Koerdistan)
Peshmerga-strijder
Van haar 13e tot haar vlucht toen ze 19 jaar oud was
Parlementslid in Zweden
Van 18 juni 2008 tot 26 september 2022
Boek
Amineh. No bigger than a Kalashnikov (2016) over haar tijd bij de Peshmerga
Ze betreurt het niet, zegt ze, dat ze sinds de Zweedse parlementsverkiezingen afgelopen september geen plek meer heeft in het parlement – ze stelde zich niet verkiesbaar als onafhankelijk kandidaat. Na jaren werk in het parlement heeft ze een enorm internationaal netwerk opgebouwd en daar maakt ze nu gebruik van door aandacht te vragen voor de situatie in Iran. Tijdens haar voordracht in het Vlaams parlement zegt ze dat ze zes bedreigingen heeft gekregen in twee weken: mond houden of we doen je familie iets aan. Kakabaveh: ‘Maar ik wil niet stil zijn, dus spreek ik hier vandaag.’
Vrouwenrechten
Wat haar kwaad maakt, is dat de internationale gemeenschap niets doet tegen het Iraanse regime. Dát is nu haar belangrijkste boodschap: als zij als 13-jarige in opstand kon komen, als mensen overal in Iran ondanks de onderdrukking, de martelingen, de doodstraf de straat op gaan, waarom krijgen ze dan niet meer steun? Alleen Canada en Australië hebben sancties ingesteld. ‘De mannen van het regime moeten worden gestopt. Bevries hun geld, geef hun en hun families geen visa.’
Gelooft ze dat de demonstranten in Iran buiten de Koerdische regio’s doordrongen zijn van de extra achterstelling waar Koerden, maar ook bijvoorbeeld Balochen, onder lijden? Denkt ze dat Perzische Iraniërs beseffen dat die kwestie bij een eventueel eind van het islamitische regime moet worden opgelost? Kakabaveh: ‘Helaas denk ik niet dat dat bewustzijn er is, en dat kan ook niet als je nooit in een democratie hebt gewoond en je ouders ook niet. Over de hoofddoek vraag ik me dat ook af: ze willen natuurlijk af van de verplichte hijab, maar zijn ze ervan doordrongen dat het ook een fundamentele vrijheid is er wél een te dragen?’
Niet dat dat haar minder hoopvol maakt voor de toekomst. Ze komt terug op haar tijd onder de wapenen bij Komala: ‘Daar kon je als vrouw guerrillastrijder worden, maar dat betekende niet dat de mannen ons helemaal als gelijke zagen en behandelden. Ik heb mijn kameraden daarover bekritiseerd. Zo kun je samen groeien.’
Voor Kakabaveh komt het allemaal samen in de slogan ‘Vrouw, leven, vrijheid’ die voortkomt uit de Koerdische (vrouwen)beweging, waarin vrouwen al decennia strijden voor meer vrijheid. Dit resulteerde in de bijbehorende leus ‘Jin, Jiyan, Azadi’, die nu ook symbool is geworden voor de protesten in Iran. Kakabaveh: ‘Daarin komt ieders vrijheid samen.’
Tekst: Fréderike Geerdink
‘Ik doe geen hoofddoek meer om’
Zakenvrouw Samaneh (38) uit Iran woont in Karaj en is gescheiden.
‘Ik woon in een buitenwijk van Karaj, een voorstad van Teheran. Afgelopen zomer, kort na mijn scheiding, heb ik hier een tweekamerappartement gekocht, een paar straten van mijn ouders vandaan. Ik woonde hier een maand toen de dood van Jina Mahsa Amini bekend werd en de demonstraties begonnen. Het was doodeng. Ik kon hier in de huiskamer het geschreeuw en de geweerschoten horen.
Ik sta met hart en ziel achter de actievoerders, maar ik durf zelf de straat niet op. Veel te gevaarlijk. Toch wil ik laten zien waar ik voor sta. Op sociale media probeer ik zo veel mogelijk berichten en filmpjes tegen het regime te verspreiden. En ik doe geen hoofddoek meer om, nergens. Om dit aan mijn ouders te vertellen was heel moeilijk, ze zijn erg religieus. Inmiddels heeft mijn moeder er vrede mee, maar mijn vader wil het nog steeds niet accepteren.
Mijn ouders steunen het regime. We praten nooit over politiek, want dat loopt op ruzie uit. Tot voor kort wilde mijn vader geen kwaad woord horen over de moellahs. Maar ook hij is nu kritischer geworden en maakt zich zorgen over de harde repressie en de economie.
Op hoeveel steun dit regime nog kan rekenen, weet niemand. De schattingen liggen rond de 30 procent. Wat we wel weten is dat de leiders onder enorme druk staan. Nieuw is dat deze keer de protestacties al meer dan drie maanden duren. Bovendien komen ze uit alle delen van de samenleving. Ze gaan over vrouwenrechten, maar ook over de toenemende armoede, het gebrek aan vrijheden, de corruptie, en over de discriminatie van culturele en religieuze minderheden – bijvoorbeeld in de Baloch-regio en bij de Koerden.
We willen nieuwe leiders. Maar zolang dit regime nog gesteund wordt door de Revolutionaire Garde (het militaire elitekorps, red.) is dat heel moeilijk. Die hebben zoveel macht, dus we hebben nog een lange strijd te gaan. Ik was heel teleurgesteld over de afloop van de geplande landelijke stakingen begin december. Ik heb een klein verzekeringsbedrijf en besloot samen met mijn werknemers mee te staken. We hoopten dat het hele land plat zou komen te liggen, maar dat gebeurde niet. Veel mensen zijn bang of kunnen zich geen staking permitteren.
Toch ben ik overtuigd dat de protesten doorgaan. De roep om vrijheid is zo groot. Vroeg of laat moeten die moellahs vertrekken.’
Tekst: Linda Otter
‘Met mijn ngo wil ik mensen uit Iran verbinden met Europeanen’
Vrouw (38), anoniem, komt uit Iran en woont in Nederland. Haar naam is bij de redactie van Wordt Vervolgd bekend.
‘Tien jaar geleden ben ik voor mijn master naar Nederland gekomen en gebleven. Inmiddels ben ik 38, alleenstaande moeder en werkzaam in de financiële sector.
Ik besteed al mijn vrije tijd aan het organiseren van steun voor de mensen in Iran vanuit Nederland. Mijn netwerk in dat land is groot. Ik heb honderden contacten, mede doordat ik online yoga- en tekenklassen volg met vrouwen van daar. Zelf geef ik trainingen op het gebied van financiën aan Iraanse startups.
Sancties tegen Iran hebben geen zin. Het enige wat je ermee bereikt is nog meer bureaucratie en negativiteit. Het Iraanse regime wordt kwaad en zal de beperkingen proberen te omzeilen met extra papierwerk voor de mensen in het Westen die zakendoen met het regime en voor de instanties die controleren of Iran zich aan de wet houdt.
We zijn bezig met het oprichten van een ngo om vrouwen en kinderen in Iran te helpen minder afhankelijk te worden van het regime. De aanmoediging van mensen uit de Eerste en Tweede Kamer heb ik al, sinds ik daar in oktober ben gaan praten. Waarschijnlijk zal ik ook kunnen rekenen op wat financiële steun.
Op korte termijn gaat het bijvoorbeeld om het vinden van pleegouders voor een kind dat wees is geworden door het geweld van de autoriteiten in Iran.
Voor de lange termijn richten we ons op de jongeren in het land, door ze extra op te leiden, na schooltijd. Ze krijgen seksuele voorlichting, Engels en wereldgeschiedenis. In die lessen gaan we ook op zoek naar waar ze goed in zijn. Als ze een uniek talent voor rappen hebben, brengen we ze in contact met een artiest in Europa en blijven we de samenwerking volgen.
Ons doel is om Iran uit zijn isolement te halen, zodat de mensen er voor hun inkomen en veiligheid niet langer afhankelijk zijn van hun corrupte machthebbers. Op dit moment kunnen ze elk moment hun baan, hun huis of hun internet verliezen, afhankelijk van de grillen van het regime.
We willen duizend kleine stichtingen in Iran oprichten, gesteund door Europeanen op financieel en juridisch gebied. Architecten, dokters en leraren zullen zich op die manier verbonden gaan voelen met hun collega’s in het Westen. De volgende keer dat ze dan aangevallen worden door het regime, zal dat niet meer onopgemerkt voorbijgaan. De wereld zal het zien.
Ik word bedreigd door onbekenden, ze bellen wel vijf keer per dag en weten waar ik woon. Inmiddels heb ik een hond en hangen er camera’s in mijn tuin. Het kost me soms moeite om een normaal gezinsleven te leiden. Ik huil veel, vooral door de wetenschap dat ze kinderen vermoorden. Toen ze studenten van Sharif University doodschoten – het Harvard van Iran – sliep ik nachten niet.
Het Iraanse volk is slim genoeg om hieruit te komen. We zullen nooit Zwitserland worden, maar wel vergelijkbaar met Portugal. Over tien jaar zijn we een land waar mensen zich in vrede zullen kunnen ontwikkelen.’
Tekst: Rachel Kloek
‘We schreeuwen op straat: dood aan de dictator’
Psychologe Melissa (34) uit Iran woont in Teheran. Ze is getrouwd, heeft geen kinderen en is sinds een jaar werkloos.
‘Ons leven staat op zijn kop. Dit zijn de angstigste en spannendste maanden die ik ooit heb meegemaakt. We willen dat dit regime opdondert, dat die moellahs ons nooit meer de wet voorschrijven. Het is toch absurd dat we in een land leven waar een jonge vrouw wordt doodgeslagen omdat ze geen hoofddoek draagt? Wat Jina Mahsa Amini overkwam, had mij ook kunnen overkomen. Ik dacht: het is genoeg geweest. Vanaf nu gaat het anders worden.
We willen geen shariawetgeving waarin vrouwen worden onderdrukt, we willen vrijheid. En we willen een goede economie. Ons land is rijk aan olie en gas, maar heeft door de zware westerse sancties harde klappen gehad. Mijn man en ik hadden beiden goede banen, maar kunnen tegenwoordig nog nauwelijks rondkomen. Ik werkte als psychologe met autistische kinderen in de private sector. Door de recessie heb ik geen werk meer. Het oliebedrijf waar mijn man werkte, dreigde failliet te gaan vanwege de sancties en hij krijgt nu een veel lager salaris. Vorige maand is een nicht bij ons komen wonen, we proberen het nu met z’n drieën financieel te rooien.
Ik draag op straat geen hoofddoek meer. We zijn met velen, in Teheran loopt zeker 20 tot 30 procent van de vrouwen zonder hoofddoek, en dat aantal blijft groeien. Vanaf het begin doe ik actief mee met de protesten. Twee keer per week ga ik met vriendinnen de straat op en als we andere vrouwen zonder hoofddoek zien, sluiten we ons aan. Zodra we met zo’n vijftig vrouwen zijn roepen we leuzen: “Dood aan de dictator”.
Ik doe alleen mee aan vreedzame demonstraties. Zodra het gevaarlijk wordt, ga ik weg. Ik liep laatst langs een gebouw dat in brand was gestoken en kreeg bijna een verfbal in mijn nek die de politie op de actievoerders afschoot.
In het hele land wordt nog steeds dagelijks gedemonstreerd. Al zijn er minder mensen op straat dan in het begin. Het is koud en het ijzelt en mensen zijn ook banger geworden denk ik, vanwege de represailles en arrestaties. Er zitten nog zo’n tweeduizend mensen vast. Het kunnen er ook veel meer zijn, alleen het regime weet de echte cijfers.
Begin december hoorden we dat de zedenpolitie van de straat gehaald wordt. Als we geen hijab dragen, krijgen we dus geen boetes meer. Maar in de wet verandert er niets. Afschaffen betekent ernstig gezichtsverlies want de hijab is een bepalend symbool van dit regime. Door tijdelijk te gedogen, proberen ze de opstanden te breken en verdeeldheid te zaaien. Maar daar trap ik niet meer in.’
Tekst: Linda Otter
‘Voor mijn zus, voor jouw zus, voor onze zussen’
Niusha Froozesh (30), student aan een Nederlandse hbo
‘Ik was 8 toen ik met mijn ouders uit Iran vluchtte voor het huidige regime. Mijn herinneringen gaan over de bandarimuziek waar we stiekem op dansten. En over de hoofddoek die ik op school moest dragen. Die was warm en jeukte.
In drie weken ploeterden we door de bossen en reden we illegaal in koude vrachtwagens. Daarna Ter Apel: wekenlang op een bankje zitten, met twee keer per dag een boterham en een pakje melk.
Nu, 22 jaar later, voel ik me soms schuldig dat ik hier veilig in Nederland woon. Ik probeer mijn land te helpen door tips en informatie te delen via mijn Insta-account. In een video laat ik zien hoe je van een colafles een gasmasker maakt. Die is heel vaak bekeken. Op mijn hogeschool organiseer ik bijeenkomsten. Daarin maken we muziek, roepen “Woman, Life, Freedom”, vertellen wat er gebeurt in Iran en laten petities tekenen. Zo laat ik de vrouwen daar zien dat we ze niet vergeten.
Veel mannen in Iran steunen de protesten met hart en ziel. Ze zingen liedjes als “Voor mijn zus, voor jouw zus, voor onze zussen” en gooien hun lichaam letterlijk tussen hun vrouwen en de gewapende politie in op straat. Het is ook in hún belang dat er een andere regering komt. Het dagelijks leven is er nu te onrechtvaardig en onzeker. Weinig jonge mensen willen daarom kinderen. De enige baan die je vaak kunt krijgen is bij de staat en daar worden vrouwen dagelijks aangerand of erger.
Ik ben in contact met instanties, politici en mensenrechtenorganisaties om het Westen te vragen geen zaken meer te doen met het regime. Zolang ze dat wel blijven doen, houden ze de machthebbers in het zadel.
Het aantal doodsbedreigingen dat ik ontving is niet meer te tellen. Ze komen binnen via mijn DM op Instagram, van leden van het militaire elitekorps van Iran (IRGC). De strekking is vaak hetzelfde, geschreven in het Farsi: “Jij spion van het Westen, de volgende keer dat je in Iran komt zul je sterven.” Of “Zodra je je voeten in ons land zet, zul je geen daglicht meer zien.” Ze laten me weten dat ze me weten te vinden en dat ik er beter aan doe te stoppen als ik wil blijven leven. Maar ik laat me de mond niet snoeren.
Ik studeer, werk en leef hier, terwijl ik voortdurend angstig ben voor wat in Iran gebeurt. Maar ik ben ook hoopvol. In Iran is 65 procent van de bevolking onder de 30 jaar. De intelligentie is er en de moed om door te zetten ook. Het volk verzet zich al 43 jaar en het regime zal het land moeten verlaten. Terugkrabbelen is geen optie.’
Tekst: Rachel Kloek
Correctie (13-03-2023): In een eerdere versie van dit artikel stond in een citaat dat minstens 90 procent van de Iraanse vrouwen een bachelor heeft afgerond. Dat klopt niet en is hierboven aangepast.