Thomas Hammarberg nam in 1977 als voorzitter van Amnesty’s internationale bestuur de Nobelprijs voor de Vrede in ontvangst. Daan Bronkhorst en Arend Hulshof spraken hem in 2011.
Straatsburg – Vier portretfoto’s sieren de wand achter zijn bureau. ‘Mijn helden’, zegt Thomas Hammarberg, nu al meer dan vier jaar de commissaris voor de mensenrechten van de Raad van Europa. De foto van Andrej Sacharov, Nobelprijswinnaar en ooit de meest vooraanstaande Russische mensenrechtenverdediger, hangt naast een portret van Anna Politkovskaja, de Russische journaliste die in 2006 werd vermoord. Daarnaast een korrelige foto van Janusz Korczak, de joods-Poolse arts die de kinderen van zijn tehuis vrijwillig volgde naar het concentratiekamp toen het getto van Warschau in 1942 werd leeggehaald. ‘Katarina Taikon, een Roma uit Zweden. Gevierd romanschrijfster’, licht Hammarberg de vierde foto toe. ‘Ze leerde pas op haar 29ste lezen.’
Veelvuldig gebruik van Amnesty
Hammarberg (69), Zweed van geboorte en wereldreiziger van beroep, draagt wollen sokken in sandalen. Hij is even thuis, zegt hij, dat wil zeggen hier in het hoofdkantoor van de Raad van Europa in Straatsburg. ‘Zeker de helft van de tijd ben ik onderweg. De Raad telt 47 lidstaten, ik probeer er zo veel mogelijk te bezoeken. In september was ik nog in Den Haag.’ Hij oogt aanvankelijk vermoeid, maar leeft zichtbaar op van het gesprek. ‘Wordt Vervolgd, hoe lang bestaat dat nu, ruim veertig jaar? Wat een kracht zit er toch in Amnesty.’
Het was Hammarberg die in 1977 als voorzitter van Amnesty’s internationale bestuur de Nobelprijs voor de Vrede in ontvangst nam. In de jaren tachtig was hij zes jaar de secretaris-generaal. ‘Toen had ik de leiding over vierhonderd mensen. Nu beschik ik over slechts 25 stafleden. Maar ik maak nog veelvuldig gebruik van Amnesty. Laatst heb ik op het ministerie van Justitie in Berlijn uitgebreid gesproken over de aanpak van politiegeweld. Het is dat Amnesty daarover net een uitgebreid rapport had uitgebracht, anders had ik niet veel gespreksstof gehad. Iedereen die voor de Raad of de Verenigde Naties werkt is aangewezen op de rapporten van mensenrechtenorganisaties.’
Biografie
UitklappenNAAM Thomas Hammarberg
SINDS 2006 commissaris voor de mensenrechten van de Raad van Europa
GEBOREN 2 januari 1942 in Örnsköldsvik (Zweden)
NAMENS AMNESTY nam hij in 1977 als voorzitter van het internationale bestuur de Nobelprijs voor de Vrede in ontvangst
SECRETARIS-GENERAAL van de organisatie van 1980 tot 1986
BEKLEEDDE diezelfde functie bij Save the Children van 1986-1992
AMBASSADEUR voor Humanitaire Zaken namens de Zweedse regering van 1994 tot 2002
In recente toespraken van Hammarberg is racisme het belangrijkste thema, leggen we hem voor. Hij knikt. ‘In elk geval is dat het meest verbreide probleem in Europa, echt een diepliggend conflict. En onze boodschap is: er is geen reden voor genoegzaamheid. Racisme is volgens alle peilingen sterk toegenomen in de laatste jaren. Met de huidige economische crisis hebben veel meer mensen het gevoel dat hun banen op de tocht staan, hun inkomen niet zal stijgen. Dat zal gevoelens van intolerantie versterken.’
Wat gaat er dan precies mis?
‘Vooral dat de gevestigde politieke partijen niet daadkrachtig blijken in het handhaven van hun normen en beginselen. In plaats van het debat aan te gaan, schipperen ze. Dat levert hun geen winst op, integendeel. De kiezers denken: als die partijen de vreemdelingenangst overnemen, laten we dan maar liever stemmen voor het origineel, voor hard rechts. In Denemarken zijn de gevestigde politieke partijen voortdurend tegemoet gekomen aan de eisen van populisten. Het gevolg is dat mensenrechten over bijna het hele politieke spectrum in diskrediet zijn geraakt, en extreemrechts is nu al tien jaar parlementair sterk. In Zweden hebben de partijen daarvan geleerd, ze zeiden tegen de nieuwe populisten: we praten met jullie, we willen samenwerken, maar we nemen jullie maatschappijvisie en jullie beleid niet over. En ultrarechts is er bij lange na niet zo sterk geworden als in Denemarken. Maar kijk, nu praat ik over politiek in plaats van over mensenrechten.’
Een gemeente moet niet alleen vuilnis ophalen maar ook bejaarden en kinderen verzorgen
Die twee hebben nogal met elkaar te maken.
‘Goed, over de economie dan nog even. Mensen zijn bang dat politici de economische crisis niet goed aanpakken, en terecht. De inkomensongelijkheid in Europa groeit al drie decennia. Steeds meer mensen voelen zich bekocht met steeds kariger sociale voorzieningen. Nu zeggen de partijen: die voorzieningen kunnen we ons niet meer permitteren. Maar overheden hebben verplichtingen. Een gemeente bijvoorbeeld is niet alleen verantwoordelijk voor het ophalen van vuilnis maar ook voor het welzijn van bejaarden en kinderen.’
Hij vervolgt: ‘Ik heb met eigen ogen gezien dat in de voormalige communistische landen, waar een pensioen vroeger waardevast was, nu mensen van tachtig lopen te bedelen op straat. Maar net zo goed is er een schrijnende armoede gekomen in Groot-Brittannië. En wat je ook ziet: mensen met kansen trekken naar de grote stad, in de kleinere steden blijven de armen en ouderen en gehandicapten achter. Opvallend veel lokale bestuurders zijn nauwelijks op de hoogte van het bestaan van Europese verdragen, zoals het Europees Sociaal Handvest. Dit verdrag is niet vrijblijvend, het is bindend.’
Maar los je dat soort problemen op met Europese verdragen?
‘Onze fout is geweest dat we niet hard genoeg streden voor de sociaaleconomische rechten. We moeten nu tegen overheden zeggen: jullie hebben internationale verdragen getekend, dus behoor je die bepalingen in je eigen rechtsstelsel in de praktijk te brengen. Zorg voor ouden van dagen of mensen met een beperking mag geen inzet zijn van parlementaire onderhandelingen, die zorg is domweg jullie plicht. Onderwijl moeten we de internationale verdragen verder uitwerken, niet minder maar méér wetten maken. We moeten mensen de instrumenten geven om een fatsoenlijk pensioen, kinderzorg en voorzieningen te kunnen afdwingen. Nog in bijna geen enkel Europees land kun je met klachten hierover naar de rechter.’
Al met al lijkt u niet zo optimistisch.
‘Er is een crisis gaande in Europa. Democratie blijkt nog lang niet overal goed te werken, vooral niet in de vroegere communistische landen en de Balkan. Het rechtsstelsel functioneert niet haar behoren, de corruptie tiert welig. Mensen vervreemden van de politiek, dat is overal in Europa aan de hand, nieuwelingen voelen zich niet welkom. Steeds minder mensen komen opdagen voor verkiezingen. Maar we kúnnen niet zonder die parlementen, zonder die democratie. Politici moeten echt beter gaan luisteren. Dat hebben ze te weinig gedaan en dat is precies waar de extremisten heel behendig op inspelen. Zíj afficheren zich als degenen die wél horen wat de kiezer wil.’
Wat me het meest bemoedigt is dat in ik in bijna vijf jaar niet één keer heb meegemaakt dat men ons op een fout kon betrappen
Glazen paleis
Vanuit Hammarbergs werkkamer kun je het glazen paleis van het Europese Hof voor de Mensenrechten zien liggen. Het is niet erg populair, zeggen we. ‘Er moet iets gedaan worden aan de enorme achterstand in zaken. Zo’n 140.000 wachten er op behandeling. Nu komt het overgrote deel van de aangebrachte zaken uit een paar landen: Rusland, Turkije, Oekraïne. Als advocaten en rechters beter geïnformeerd zijn, kun je veel voorkómen. Iets dat ik probeer bij te dragen is dat goed voorbeeld goed doet volgen. Bijvoorbeeld, in het Verenigd Koninkrijk en in Ierland zijn er uiterst competente instellingen gekomen voor afhandeling van klachten over politieoptreden. Die zaken komen dan niet meer hier voor het Hof in Straatsburg.’
Heeft u een baan met invloed?
‘Dit instituut heeft meer impact dan ik dacht toen ik hier begon. Ongeacht de kritiek, iedereen erkent dat we onafhankelijk zijn. Natuurlijk is er protest van de landen die we onder de loep hebben genomen. Ik schroom niet de landen bij naam te noemen, maar ik doe het zo eerlijk mogelijk. Als Rusland eist dat demonstranten toestemming vragen voor elke betoging, zet ik in een rapport dat Rusland het demonstreren vrij moet laten, binnen de grenzen van de openbare orde. Dan komt de Russische ambassadeur klagen dat ze weer de gebeten hond zijn. Nee, zeg ik, ik noem uw land maar ook andere landen waar het demonstratierecht te beperkt is. Wat me het meest bemoedigt is dat in ik in bijna vijf jaar niet één keer heb meegemaakt dat men ons op een fout kon betrappen. De landen vinden onze verklaringen niet fair of niet afgewogen, maar ze zeggen niet dat we het mis hebben.’
Krijgt u ook waardering?
‘Vaak krijgen we belangrijke steun. De Nederlandse overheid moet ik bijvoorbeeld prijzen voor de hulp die we krijgen om voor de rechten van lhbt’ers op te komen. De discriminatie is in Oost-Europa hardnekkig. En soms kunnen we direct iets betekenen voor bedreigde mensen. Onlangs was ik in Armenië. We voerden gesprekken met de regering, parlementsleden, ngo’s, journalisten. Bij de presidentsverkiezingen van februari 2008 was het tot confrontaties gekomen, tien doden, honderd arrestanten, en die laatsten zaten nog steeds vast op grond van een of andere onacceptabele wet. Toen we dat aan de orde stelden, zaten er een dag later van die honderd mensen nog maar zeven gevangen. In Georgië, na de korte oorlog met Rusland in 2008, heb ik persoonlijk meer dan honderd mensen uit de gevangenis gehaald. Ze waren zo goed als verzwegen, politiebureaus zaten tjokvol mensen die zomaar waren opgepakt. Ik zei dat de internationale gemeenschap er zeker een punt van zou gaan maken. Toen lieten ze bussen komen om de mensen terug naar huis te brengen.’
Amnesty viert z’n vijftigste verjaardag. Is er iets bereikt in de mensenrechten?
‘O zeker, op meerdere punten.’ Hij telt ze af op zijn vingers. ‘Eén, we hebben in Europa uitstekende non-gouvernementele organisaties, in grote aantallen. Twee, er is een volgende generatie in de maak die veel beter geïnformeerd is dan wij op die leeftijd waren. Die generatie heeft ook veel meer onderling contact, men leidt elkaar op. Drie, in steeds meer Europese landen is er een ombudsman, met een budget en bevoegdheden. Dat doet me natuurlijk goed als Zweed, want wij hebben die functie tweehonderd jaar geleden uitgevonden. Vier, maar nu aarzel ik, de media. Niet lang geleden zou ik hun positieve rol hebben benadrukt, maar ik ben niet meer zo zeker, de media hebben erg te lijden gehad van de markt en in de meeste landen is de televisie goeddeels een staatsomroep.’
En wat verwacht u van de komende vijftig jaar?
‘Ik ben behoorlijk optimistisch voor de langere termijn. Er zal veel meer informatie zijn, en grenzen zullen verdwenen zijn, nog niet letterlijk maar wel in de praktijk van samenwerking en communicatie. Over tien jaar zijn we nog niet zo ver, nee, dat denk ik niet. Daarvoor is de crisis waar we nu inzitten te heftig.’