Uw paspoort wordt ingenomen omdat er gegronde vermoedens bestaan dat u naar Syrië wil uitreizen om zich daar te voegen bij een terreurgroep.’ Verbijsterd leest Saida (23) de brief van de overheid die in het najaar van 2014 op haar deurmat valt. ‘Ik dacht bij mezelf‚ waar komt dat vandaan? Wanneer heb ik ooit in mijn leven gezegd dat ik naar Syrië wilde? Waaruit blijkt dat?’
Met een rechtshulpverlener probeert ze de redenen voor het innemen van haar paspoort te achterhalen. Er zou een proces-verbaal aan ten grondslag liggen‚ maar ondanks dringende verzoeken aan haar gemeente‚ de politie en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) kan niemand Saida inzage verschaffen. Aan haar zoektocht naar het hoe en waarom komt een einde als ze in april 2015 even plotseling als het werd ingenomen haar paspoort weer terugkrijgt. Aan het hele proces is geen rechter te pas gekomen.
38 maatregelen en interventies
In het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme (2014) van de Nederlandse overheid (het ministerie van Justitie en Veiligheid‚ het ministerie van Sociale Zaken en de NCTV) staan 38 maatregelen en interventies om radicalisering en terrorisme tegen te gaan. Die maatregelen vallen onder het bestuursrecht. Twee daarvan zijn de paspoortmaatregel en het uitreisverbod‚ die moeten voorkomen dat mensen naar landen als Syrië of Irak vertrekken om zich aan te sluiten bij een terroristische strijdgroep en bij terugkomst een gevaar vormen voor de nationale veiligheid.
Dankzij deze bestuursmaatregelen kan de overheid zonder tussenkomst van de rechter een paspoort ongeldig verklaren of een uitreisverbod opleggen. Er hoeft niet bewezen te worden dat iemand iets strafbaars heeft gedaan of daar plannen voor heeft: een vermoeden is voldoende om deze preventieve maatregelen toe te passen. Anders dan bij een strafzaak hoeft er geen rechter vooraf te beoordelen of de maatregel gerechtvaardigd is. Ook achteraf toetst de rechter niet of de verdenking wel terecht was‚ maar alleen of de overheid volgens de regels te werk is gegaan bij het nemen van de maatregel. De rechtsbescherming die in het strafrecht is ingebouwd voor verdachten komt daarmee te vervallen.
‘Ze zien me aankomen op school’
Als Saida haar paspoort weer terug heeft‚ gaat ze ervan uit dat de zaak is afgedaan en richt ze haar blik op de toekomst. Ze is bezig zich in te schrijven voor een studie als in juli 2016 totaal onverwacht opnieuw haar paspoort wordt ingenomen. ‘Ik was zo verdrietig’‚ vertelt ze een half jaar later aan Amnesty. ‘Ik zag mijn toekomst in één flits in de prullenbak vallen.’ Ze vreest voor de rest van haar leven geassocieerd te worden met terrorisme. ‘Ik ben al lang bezig met die school‚ ik moest (mijn inschrijving‚ red.) elke keer verzetten omdat ik geen paspoort had. Ik kreeg van de politie een kopie van mijn paspoort met een stempel van de politie en dacht: ze zien me aankomen op school. Ze gaan me dan nooit aannemen.’
Saida is haar paspoort opnieuw vier maanden lang kwijt en ook dit keer slaagt ze er niet in inzage te krijgen in het proces-verbaal. Uit het rapport Paspoortmaatregel en uitreisverbod dat Amnesty in september 2017 publiceerde‚ blijkt dat vaker het geval te zijn. Amnesty sprak met twaalf mensen die aan de maatregel onderworpen zijn geweest‚ en daarnaast met dertig personen die beroepsmatig met de maatregelen te maken hebben (o.a. advocaten‚ bestuursrechters‚ politiemensen‚ ambtenaren‚ onafhankelijke adviseurs op het gebied van radicalisering‚ en medewerkers van de NCTV). De meesten konden moeilijk achterhalen waarop de maatregel gebaseerd was.
Vroeger had ik nooit een hekel aan de politie; ik maakte graag een praatje met ze. Nu haat ik ze
‘De brieven die de gemeente stuurde waren erg abstract’‚ zegt de 27-jarige Ouarda‚ wier paspoort ook werd ingetrokken. ‘Mijn advocaat vroeg telkens‚ telefonisch of via de post‚ om een onderbouwing. Waarom dachten ze dat ik me wilde aansluiten bij een terroristische organisatie? Waarop baseerden ze dit? We kregen geen antwoord.’
Ook advocaten die getroffenen bijstaan zeggen dat zij weinig concrete aanwijzingen of feiten krijgen die het vermoeden van een mogelijke uitreis ondersteunen.
‘Ik krijg de indruk dat het wel eens zo is dat de feiten er niet zijn’‚ zegt een van hen. ‘Er zijn dan wel allerlei vermoedens of angsten‚ maar deze vermoedens worden niet ondersteund door feiten. In het slechtste geval is er geen onderzoek gedaan en is het puur en alleen gebaseerd op een soort vermoeden.’
Speculaties
Zes maanden na haar inzageverzoek in het proces-verbaal over haar tweede paspoortinname krijgt Saida eindelijk antwoord van de politie‚ maar helaas schiet ze daar weinig mee op. Vrijgeven van het proces-verbaal zou te veel inzage geven in de werkwijze‚ hoort ze‚ en daarmee de aanpak van de politie ondermijnen. De politie hoeft geen inzage in het proces-verbaal te verschaffen.
Saida moet zich dus verdedigen tegen een beschuldiging zonder dat ze weet hoe die precies luidt. En het geheimhoudingsargument werkt ook rechtsongelijkheid in de hand‚ zegt een advocaat met veel ervaring in dit soort procedures. ‘De ene burgemeester levert de processen-verbaal in het kader van het bezwaar wel‚ de andere niet. Het is mij volstrekt onduidelijk waarom niet.’ Dit kan leiden tot verschillende rechtsposities voor individuen in verschillende gemeenten.
Gebrek aan informatie
Dat ze niet weet waarop het besluit gebaseerd is‚ leidt tot grote onzekerheid bij Saida. ‘Ik weet niet wat ik heb gedaan en ook niet waarom dit nu gebeurt.’ De angst voor herhaling is daardoor groot. ‘Het is immers al twee keer gebeurd. Ik zou niet weten wat ik zou moeten doen om een volgende keer te voorkomen’‚ zegt Saida. ‘Als er iets is dat ik kan doen‚ dan wil ik dit graag weten.’ Het gebrek aan informatie leidt bovendien tot speculaties. Saida: ‘Nou ja‚ klinkt misschien een beetje raar‚ maar misschien mijn uiterlijk‚ mijn hoofddoek‚ het feit dat ik moslim ben. Ik weet niet wat het is.’
In het slechtste geval is er geen onderzoek gedaan en is het puur en alleen gebaseerd op een soort vermoeden
Het risico van willekeur en discriminatie draagt bij aan wantrouwen tegenover de overheid. Hierdoor neemt de bereidwilligheid om samen te zoeken naar oplossingen voor vermeende en reële risico’s af. Saida: ‘Je verwacht ook dat de overheid jou steunt en aan je zijde staat. In mijn geval was dat niet zo. Dit is een last die ik altijd mee zal dragen. Ik vertrouw de politie‚ de NCTV en de overheid niet en ik zal ze ook nooit meer vertrouwen.’
Ook de andere geïnterviewden in het rapport geven aan dat ze minder open staan voor contact met bijvoorbeeld een wijkagent. ‘Als ik kijk naar wat ikzelf heb ervaren‚ denk ik dat de overheid het tegenovergestelde bereikt van wat zij wil’‚ zegt de 29-jarige Fatwa. ‘Op deze manier worden mensen denk ik meer tegen de overheid opgezet dan dat ze een connectie maken. Vroeger had ik nooit een hekel aan de politie; ik maakte graag een praatje met ze. Nu haat ik ze. Iedereen om mij heen die met dit soort dingen – plotselinge paspoortmaatregelen‚ kinderen uit huis halen – te maken heeft gehad‚ heeft de deur naar de overheid keihard dichtgeslagen. Daar praat niemand meer mee.’
‘Ze moeten ons niet’
Ook een bestuurslid van de Islamitische Vereniging in Den Haag is ervan overtuigd dat de maatregelen averechts werken. ‘Voor veel jongeren is juist dit net het duwtje. Heel veel jongeren hadden al het gevoel van “ze moeten ons niet” en op het moment dat ze zich dan zo behandeld voelen‚ dan is dat misschien het duwtje in de rug…’
De maatregelen roepen woede op en bevestigen het gevoel dat de overheid moslims niet vertrouwt.
Om burgers te beschermen tegen gewelddadige aanslagen kunnen de autoriteiten bepaalde mensenrechten inperken. Maar dan moeten ze wel de noodzaak ervan duidelijk maken. Ook moeten de gevolgen van de maatregel in verhouding staan tot de vermoede dreiging. En de getroffen individuen moeten altijd toegang hebben tot een eerlijk proces en een effectieve rechtsbescherming. Dat blijkt op dit moment in Nederland lang niet altijd het geval te zijn. In het rapport zegt Amnesty dat als er sprake is van een strafrechtelijke verdenking‚ het strafrecht ook moet worden ingezet in plaats van uit te wijken naar het bestuursrecht. En bovendien dat de waarborgen voor mensenrechten in het bestuursrecht worden versterkt. De verhalen van Saida en anderen tonen aan hoe de overheid in het streven naar veiligheid de mensenrechten van Nederlandse burgers opoffert.
De namen van de geïnterviewden zijn gefingeerd. Hun echte namen zijn bekend bij Amnesty.
De procedure
De minister van Justitie en Veiligheid kan bij monde van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) aan de minister van Binnenlandse Zaken verzoeken iemands paspoort te laten opnemen in het Register Paspoortsignaleringen. Als deze instemt kan de politie‚ een burgemeester of de Koninklijke
Marechaussee het paspoort innemen. Een burgemeester kan vervolgens het paspoort vervallen verklaren of weigeren een nieuw paspoort uit te geven. Het intrekken van een paspoort tast het Nederlanderschap niet aan en er dreigt geen stateloosheid.
Dubbele nationaliteit
Van mensen met een dubbele nationaliteit kan het Nederlanderschap wel worden afgenomen‚ indien vermoed wordt dat zij zich hebben aangesloten bij een terroristische organisatie in het buitenland. Ook hier is geen strafrechtelijke verdenking of tussenkomst van de strafrechter nodig. Deze gewijzigde Rijkswet op het Nederlanderschap is op 1 maart 2017 in werking getreden.
300 paspoorten zijn er tussen december 2013 en half februari 2017 op de lijst geplaatst om te worden ingetrokken of niet te worden verstrekt. Hoeveel paspoorten er daadwerkelijk ongeldig zijn verklaard is niet bekend‚ net zomin als het aantal uitreisverboden dat is opgelegd. Ook zijn er geen openbare cijfers over het aantal succesvol aangevochten maatregelen. Daardoor valt dus niet af te leiden hoe vaak de maatregel achteraf wel of niet opportuun bleek. Bron: NCTV