In de hal naar het Antwerpse appartement van Joke van Leeuwen klaagt een oud dametje over de lift. Die houdt ermee op als je te dicht bij de deur komt. Dus bij het instappen: achterin staan en niet bewegen. Zoiets zegt ze. Maar dan in plat Antwerps. Voor een Nederlander klinkt dat zo ongeveer als de taal die Toda moet spreken in Van Leeuwens kinderboek Toen mijn vader een struik werd. Het meisje dat helemaal alleen naar een buurland reist om bij haar moeder te gaan wonen, omdat het in haar eigen land oorlog is. ‘Woe doensel joe dor?’ hoort Toda een politieagent vragen als ze ergens op een stoepje zit. ‘Dat verstond ik’, denkt ze opgelucht. Zo langzaam mogelijk vertelt ze in haar eigen taal aan de agent dat ze van over de grens komt en naar haar moeder moet. De agent begrijpt het, want hij zegt: ‘Oe bringsel joe’.
Politieke gevangene
Aanleiding voor een gesprek met Wordt Vervolgd is Van Leeuwens nieuwe roman Hier. Die gaat, net als Toen mijn vader een struik werd uit 2010, over de effecten van oorlogsspanningen op de bewoners van een bezet of afgesloten land. Maar als de lift het bezoek naar boven heeft gebringseld, ligt er bij Van Leeuwen (1952) op tafel een ouder jeugdboek van haar hand dat nog veel toepasselijker blijkt: Bezoekjaren uit 1998. Vanuit de 8-jarige ik-figuur Lima vertelt zij hierin hoe een groot Marokkaans gezin de jaren beleeft die Lima’s oudste broer vanwege zijn politieke opvattingen in de gevangenis zit. Het is gebaseerd op de correspondentie die Van Leeuwen jarenlang had met een politieke gevangene, een jongen uit Casablanca. ‘Ik kreeg heel dikke brieven: twintig kantjes kleingeschreven Frans, over hoe het was in de gevangenis en wat hij hoopte voor de toekomst. Eerst begreep ik niet hoe die brieven door de censuur konden komen. Zijn moeder bleek ze naar buiten te smokkelen, onder haar grote borsten.’ Voor het boek reisde Van Leeuwen later een paar keer naar Casablanca, waar ze met hulp van de oudste dochter van het gezin, die als mede-auteur op de cover staat, de kinderen interviewde. ‘Dat was heel mooi, want door dit boek begonnen die kinderen, intussen pubers en jongvolwassenen, ook met elkáár te praten over hoe zij de gebeurtenissen van toen hadden ervaren.’
‘Ik heb een halfjaar Bosnische vluchtelingen in huis gehad. Je hoort dan hun verhalen, en ik dacht: daar moet een boek over komen’
De briefwisseling kwam voort uit Van Leeuwens werk voor Amnesty, waarvoor zij vijfentwintig jaar actief was. Daar kwam ze al jong mee in aanraking, vertelt ze. ‘Toen wij in Brussel woonden, was het mijn moeder die het initiatief nam om Amnesty naar Vlaanderen te brengen. De organisatie was in die tijd nog vooral gericht op gewetensgevangenen en brieven aan hen schrijven, en dat leek mijn moeder iets haalbaars. Toen ik kind was, hadden mijn ouders ook vluchtelingen over de vloer. Maar mijn grootouders van beide kanten waren ook al met vluchtelingen bezig. Ik heb dat dus van huis uit meegekregen: het ontmoeten van mensen die niet in je eigen straatje wonen. En dus de vanzelfsprekendheid om iets voor hen te doen. Toen ik later in Maastricht woonde, heb ik ook een halfjaar Bosnische vluchtelingen in huis gehad. Je hoort dan hun verhalen, en ik dacht: daar moet een boek over komen. Dat is Toen mijn vader een struik werd geworden, wat met de voeten in de werkelijkheid staat, maar in het hoofd veel verbeelding heeft.’
Ervaringen met asielzoekers
Ook in Hier verwerkte ze haar persoonlijke ervaringen met asielzoekers. Bijvoorbeeld in de redeneringen waarmee de bewoners van ‘dit land’ en het ‘buurland’ zich superieur achten ten opzichte van elkaar. ‘Een vrouw uit onze buurt zei ooit tegen de Bosnische vluchtelingen: “Jullie zijn vast heel blij dat jullie nu in Nederland kunnen wonen.” Vanuit de denktrant die je overal vindt: bij ons is het het beste, het kan nergens anders beter zijn.’ Het was niet een vooropgezet plan om het daarover te hebben; Van Leeuwen schrijft associatief: ‘Hier begon met het beeld van een uitgedijde man in een bed die niet meer op zijn benen kan staan.’
‘De zwaarte van de gebeurtenissen is vervat in bedachtzame zinnen vol lichtvoetige observaties’
‘Uit ervaring weet ik: dat kan wel iets worden. Wat er allemaal uit de werkelijkheid in mijn hoofd is gekomen valt tijdens het schrijven als het ware op z’n plaats.’ De uitgedijde man werd Stamvader, die zijn werk als grensbewaker verliest als er een hek om zijn land wordt gebouwd en daarmee zijn trots en zijn levensmoed. De spil van het boek werd zijn zoon Bardo, die allenig opgroeit met de herinnering aan zijn jonggestorven moeder en een vader die in het dorp gevreesd werd. Het liefdesgeluk dat Bardo vindt, verkruimelt als hij in het leger moet en van zichzelf en zijn vrouw vervreemdt. Hun dochtertje, dat Kleine wordt genoemd, is de derde generatie die door de oorlogsspanningen wordt aangetast. Blijmoedig onderzoekend stapt het meisje de wereld in, maar ze krijgt ook de spanningen mee tussen de volwassenen. De grauwheid in het afgesloten land heeft iets beklemmends, maar de zwaarte van de gebeurtenissen is vervat in bedachtzame zinnen vol lichtvoetige observaties. ‘Misschien moet ook de vijand eerst zijn kleren messcherp opvouwen voordat die zijn geweer opneemt’, bedenkt Bardo over de discipline in het leger. ‘Dat geeft bedenktijd.’ Net als in Toen mijn vader een struik werd, is de plek waar deze nieuwe roman zich afspeelt, onbestemd gehouden. Bij Toda vechten ‘de enen tegen de anderen’, in Hier gaat het over ‘dit land’ en ‘het buurland’. Soms denk je aan Oost-Europa vanwege de grauwe soberte in ‘dit land’, dan weer aan de Palestijnse gebieden, en bij de weerstand in het welvarende buurland tegen werkzoekende ‘overlopers’ die een ‘verdunnend effect’ zouden hebben op hun identiteit, aan het Nederland van nu.
Verschillende perspectieven
Alles wat Joke van Leeuwen schrijft en tekent komt voort uit het besef dat je iets vanzelfsprekends – een voorwerp, een begrip, een woord, iemand die je denkt te kennen – ook ánders kan bezien. Zelf relateert ze dit besef aan haar verhuizing vanuit Nederland naar België, toen ze 13 was. Daar werd het verlegen meisje ineens bezien als arrogante, betweterige Nederlander, en begreep ze dat er meer perspectieven zijn dan alleen het jouwe. Ze kan zich geweldig goed inleven in de fantasie van kinderen, die dingen anders begrijpen omdat ze nog niet zoveel weten. Als de vader van Toda, die banketbakker is, in het leger moet, ziet Toda in een boek over soldaten hoe die zich in het bos camoufleren, en ze bedenkt hoe dat dan in een stad gaat: ‘Misschien moest hij dan net doen of hij een brievenbus was of een stilstaande auto. Of een boom op een stoep.’ Er staan tekeningetjes bij van een meisje dat doet alsof ze een zwaan is, of een suikerpot. Dat haar vader aan het vechten is, dringt pas aan het eind van het boek tot het meisje door. ‘Ze heeft een kinderlijk beeld van een soldaat’, zegt Van Leeuwen. ‘Wat ook een soort zelfbescherming is.’
Smeltende boter
Bijzonder mooi in beide boeken is hoe Van Leeuwen het – mede door oorlog verstoorde – onderscheid tussen het eigene en het andere op allerlei niveaus laat terugkomen. Toda heeft eigenlijk een langere naam, maar in haar nieuwe land vinden ze die te moeilijk. Ze kan er maar beter alleen de laatste letters van gebruiken. ‘Anders kom je nergens’, zegt een meneer die haar papieren inspecteert. In Hier speelt fysieke eigenheid een grote rol. Kleine streelt als klein meisje in bed haar eigen lijfje, ‘in het verse, onhoorbaar juichende besef dat ze bestaat’. Ze vindt veiligheid op de dikke buik van Stamvader, die tegenover zijn eigen zoon zo onaanraakbaar is. Als ze hoort hoe Stamvader vroeger vrouwen bij zijn grenspost bij de kachel liet staan zodat de boter die ze onder hun kleren hadden gesmokkeld, over hun benen smolt, wrijft zij stiekem haar benen in met een klontje boter. ‘Het is een behoorlijk lichamelijk boek’, erkent Van Leeuwen. ‘Je vel is natuurlijk ook een grens, die tussen binnen en buiten. Je eigen lijfelijke grens. Dat Kleine ’s avonds in bed haar lichaam gaat ontdekken, is een van mijn vroegste herinneringen. Zodra ik alleen was, deed ik mijn pyjamaatje uit om heerlijk onder die koele lakens mijn lijf te voelen. Totdat er een keer iemand binnenkwam en mij sommeerde om mijn pyjama weer aan te trekken… En vrouwen bij de kachel zetten, dat gebeurde vroeger trouwens echt. Er blijkt hier een douanemuseum te zijn waar ik naartoe ben gegaan om te kijken wat allemaal de grens over gesmokkeld werd.’
‘In Nederland ging iedereen bij Amnesty na een vergadering gewoon naar huis. Ik dacht: we moeten toch eerst nog wat drinken?’
Actief voor Amnesty is Van Leeuwen niet meer sinds de jaren negentig. Maar in dezelfde lijn ligt haar voorzitterschap van de internationale schrijversorganisatie PEN. ‘Vier jaar heb ik het gedaan, ik ben in maart gestopt. Het werk lijkt een beetje op wat Amnesty altijd deed: het is een netwerk van schrijvers die in actie komen als er in het buitenland een auteur of een blogger vervolgd wordt of in de gevangenis komt. Naar Vlaanderen gevluchte schrijvers proberen we als auteur zichtbaarder te krijgen hier, met literaire avonden en uitgaven van hun werk, waar ook Vlaamse schrijvers aan meewerken. Zodat ze weer kunnen tonen wat ze waard zijn. Het was een mooie ervaring. We hadden een actief bestuur, er gebeurde veel. Na de vergaderingen gingen we altijd met een flink aantal nog een pint pakken, en dat vind ik belangrijk. Dat deden we in Brussel ook na de Amnesty-vergadering. Toen ik weer in Nederland woonde, ging iedereen daar bij Amnesty na een vergadering gewoon naar huis. Ik dacht: we moeten toch eerst nog wat drinken? Om goeie dingen te doen, moet je ook goed met elkaar overweg kunnen.’
Film
Vier jaar vond ze een mooie periode, en een nieuwe voorzitter kan weer iets nieuws brengen. Zelf heeft Joke van Leeuwen nu weer alle tijd voor haar boeken. Ze gaat weer op tournee met de vertelvoorstelling die ze met twee musici heeft gemaakt van Toen mijn vader een struik werd. Er is intussen ook een film van gemaakt, en recent een voorstelling door Het Filiaal. Het is in verschillende talen vertaald, en regelmatig ziet Van Leeuwen met eigen ogen hoe kinderen er in het buitenland mee bezig zijn. ‘In Berlijn ben ik op een school geweest waar ook vluchtelingkinderen zaten. Daar hebben ze van de oudste tot de allerjongsten met het boek gewerkt, in allerlei vormen. Kinderen die zelf gevlucht waren mochten daar grote stripverhalen van maken, die hingen daar in de gang.’ En nu is het afwachten wat er hier, en daar, met Hier gebeurt.
Biografie
Naam
Joke van Leeuwen
Geboren
1952, Den Haag
Woonplaats
Antwerpen
Auteur en illustrator
Haar oeuvre omvat kinderboeken, romans, poëzie en theaterteksten. Haar boeken zijn in meer dan twintig talen vertaald.
Prijzen
Een kleine greep uit het indrukwekkende aantal bekroningen:
AKO Literatuurprijs 2013 (Feest van het begin); Gouden Penseel 2007 (Heb je mijn zusje gezien?) en 1980 (Een huis met zeven kamers); Gouden Uil 1997 (Iep); C. Buddingh’-prijs 1995 (Laatste lezers); de Duitse jeugdliteratuurprijs 1988 (Deesje).
Vrijwilliger
Ze zette zich tientallen jaren in voor Amnesty, in zowel Nederland als Vlaanderen. Van 2014-2018 was ze voorzitter van PEN Vlaanderen.