Ze beveiligen gevangenissen, transporten, de scheepvaart en winkelcentra, maar ook chique woonwijken, olievelden en personen: particuliere militaire bedrijven en private beveiligingsbedrijven (in het Engels private military and security companies, PMSC’s). In te schakelen voor het bewaken van mens of eigendom, maar dus ook voor het uitvoeren van militaire taken.
Volgens Deborah Avant, hoogleraar internationale betrekkingen en directeur van het Sie Cheou-Kang Centrum voor Internationale Veiligheid en Diplomatie aan de universiteit van Denver, liggen deze werkzaamheden dichter bij elkaar dan je zou denken. ‘Het kenmerk is “flexibiliteit”. Veel grote PMSC-firma’s kunnen het juiste personeel bieden voor het contract dat ze aangeboden wordt. Of ze nou worden ingeschakeld om een gevangenis te beveiligen of om mensen de gevangenis ín te krijgen, daar passen ze hun tactieken op aan.’
Werkgelegenheid
Dit soort bedrijven zijn ongemerkt een steeds grotere rol in de samenleving gaan spelen. Na 9/11 groeide de behoefte aan beveiliging en maakte de beveiliger – al dan niet bewapend – een opmars. Zo werd in de particuliere beveiligingsindustrie wereldwijd in 2017 zo’n 180 miljard dollar verdiend (omgerekend ruim 153 miljard euro), vorig jaar was dat 220 miljard dollar (ruim 186 miljard euro) volgens onderzoeksbureau Freedonia. De particuliere beveiligingsindustrie biedt in meer dan veertig landen, waaronder de Verenigde Staten, China en het Verenigd Koninkrijk, méér werkgelegenheid dan de politie, bleek uit onderzoek van The Guardian.
Het Britse G4S bijvoorbeeld, een van de grootste beveiligingsbedrijven ter wereld, beveiligt geldtransporten overal in Nederland, maar ook gevangenissen in Zuid-Afrika (zie pagina 18) en ruimt explosieven op in Zuid-Sudan.
In 2016 waren er meer PMSC’ers actief in Irak en Afghanistan dan Amerikaanse soldaten
Al vanaf de jaren negentig doet Avant onderzoek naar deze sector. Zij voorziet een vicieuze cirkel van groeiende ongelijkheid tussen degenen die het zich kunnen veroorloven beveiliging in te kopen en degenen die dat niet kunnen. Ook is Avant bezorgd dat we steeds verder weg raken van het geweldsmonopolie van de staat en de verplichting om burgers te beschermen. Anders dan staatsdiensten zijn bedrijven niet gebonden aan transparantie: ze hoeven uit concurrentie-oogpunt hun methoden niet prijs te geven.
Avant: ‘Deze dienstverleners zijn slim: ze vinden een rol voor zichzelf op de markt en in de maatschappij door in te spelen op de vraag waarvoor mensen straks nog meer bang zullen zijn.’
Huurlingen
Ook in conflictgebieden zijn PMSC’s steeds vaker terug te vinden. De zakenregisters van Zuid-Afrika, de VS, het Verenigd Koninkrijk, Rusland en China staan vol grote corporaties en kleinere bedrijfjes die kunnen worden ingeschakeld voor beveiligingstaken in binnen- en buitenland. Neem AEGIS Defence Services, Triple Canopy, Frontier Services Group, Dyck Advisory Group of DynCorp. Dit soort bedrijven rekenen het Afrikaanse continent tot een belangrijk werkterrein. En in Zuid-Amerika en het Midden-Oosten vinden oud-soldaten, politieke rebellen, (voormalige) terroristen of harde criminelen een carrière als inhuurbare krachtpatser.
Zo constateerde António Guterres, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, afgelopen juli een ‘ongekende’ en ‘schandalige’ buitenlandse inmenging in Libië. Volgens waarnemers zitten er ruim duizend Russische strijders in Libië, ingehuurd door het beveiligingsbedrijf Wagner Group. De strijders ondersteunen generaal Khalifa Haftar, die vecht tegen de door de VN erkende regering in Tripoli. Maar niet alleen Rusland, ook Turkije en Qatar betalen buitenlandse strijders om te vechten in Libië.
Destabiliseren
Ook in Syrië duiken op grote schaal huurlingen op. En in juli werd opnieuw naar de Russische huurlingen gewezen in verband met onlusten in Wit-Rusland, vlak voor de verkiezingen. Ze zouden het land moeten destabiliseren zoals in Kiev gebeurde in 2014. Rusland ontkent, net als toen er in 2014 leden van Wagner in Oost-Oekraïne vochten.
Het VN-verdrag tegen het gebruik van huurlingen is maar door 36 landen ondertekend
De schimmigheid die rond PMSC’s hangt, komt alle partijen, inclusief de natiestaten, goed uit: het biedt de mogelijkheid om betrokkenheid te ontkennen – ook als er iets misgaat. Zo werd de strijd in Oost-Oekraïne in 2014 niet gezien als een oorlog tussen Rusland en Oekraïne, omdat Rusland ontkende militairen en huurlingen te hebben gestuurd om de Krim in te lijven. Voor Libië geldt hetzelfde: door Rusland en Turkije betaalde huurlingen staan er tegenover elkaar, maar de landen zijn officieel niet in oorlog.
Nieuw tijdperk
Volgens de Amerikaanse auteur en militair strateeg Sean McFate luiden huurlingen een nieuw tijdperk in, waarin steeds minder controle is op grootschalig geweld. De professor internationale veiligheid aan de Universiteit van Georgetown en Oxford ziet het staatsmonopolie op geweld in de verdrukking komen door de sterke groei van PMSC’s. Hij trekt een vergelijking met vroegere tijden, vóór de totstandkoming van de natiestaat, toen stadstaten, edelen en handelslieden zich lieten gelden door middel van huurlingen. In zijn eind vorig jaar gepubliceerde onderzoek Mercenaries and War: Understanding Private Armies Today waarschuwt hij voor een situatie waarin we teruggaan naar die tijd van ‘ieder voor zich’. Oorlog of geweld wordt dan sneller een optie, ook voor multinationals en oligarchen.
Blackwater
Sinds het einde van de Koude Oorlog wordt er minder tussen staten gevochten en vaker door huurlingen en beveiligers, stelt McFate. PMSC’s ondersteunen militaire missies, beveiligen politici en zakenlui, bestrijden piraten en worden ingehuurd door veiligheidsdiensten als de CIA of de Russische GROe.
Hun opkomst werd vooral zichtbaar bij de Amerikaanse wars on terror. Zo kwam in 2007 het bedrijf Blackwater in opspraak vanwege het bloedbad op het Nisour Square in Bagdad, waarbij werknemers die een ambassadekonvooi moesten beveiligen zeventien mensen doodden.
Eigen oorlogsschip
Tussen 2005 en 2007 was Blackwater betrokken bij 195 schietincidenten in Irak, waarbij in 163 gevallen iemand van Blackwater als eerste schoot. In de meeste gevallen zijn de medewerkers niet vervolgd. Na drie naamsveranderingen heet het bedrijf nu Academi, traint het zo’n 40 duizend mensen per jaar en heeft het een eigen oorlogsschip.
Naast Blackwater huurden de VS ook allerlei andere contractors in: voor transport, beveiliging en bevoorrading van de troepen. In 2016 waren er meer PMSC-medewerkers actief in Irak en Afghanistan dan Amerikaanse soldaten. Deze beveiligingsbedrijven huurden soms subcontractors in, veelal lokale beveiligingsbedrijfjes, die op hun beurt ook weer subcontractors inhuurden. Zo ontstond er een onoverzichtelijk web aan beveiligingsbedrijven, in sommige gevallen krijgsheren en warlords die mensenrechten aan hun laars lapten. Dit alles dus indirect gefinancierd door de VS, aldus het rapport Warlord Inc. van het Amerikaanse Congres in 2010.
Jihadistisch verdienmodel
Inmiddels worden de Amerikaanse troepen teruggetrokken uit Afghanistan, inclusief buitenlandse contractors, zo hebben de VS toegezegd. Maar veel van deze huurlingen en contractors gaan op zoek naar een volgend conflict, weet McFate. ‘Je verdient een stuk meer als huurling dan als soldaat’, legt hij uit. De militair strateeg kan het weten, want hij was na een carrière als paratrooper in het Amerikaanse leger zélf jarenlang werknemer in een private military firm. Welke kan hij niet zeggen – maar wel dat hij onder meer actief was in Burundi, voor de beveiliging van hooggeplaatste politieke figuren.
Inmiddels is hij kritisch op de sector die hij van binnenuit kent. Zo zag hij met eigen ogen dat niet alleen staten, maar ook terreurorganisaties huurlingen inzetten. Aan Foreign Policy vertelde hij in 2017 over het Oezbeekse bedrijf Malhamal Tactical, dat uitsluitend voor jihadisten werkt en zo een extremistische motivatie combineert met een verdienmodel.
Privélegers
Daarnaast zetten multinationals en rijke zakenlui steeds vaker contractors in, waarschuwt McFate: ‘Olie- en mijnbedrijven huren hun eigen beveiliging in. Eigenlijk kan wie genoeg geld heeft gewoon een oorlog beginnen, om het even om welke reden.’ Zo laten de Wagner-medewerkers zich ook betalen voor de beveiliging van Syrische olievelden en mineralenmijnen in onder meer Sudan, Venezuela en de Centraal-Afrikaanse Republiek. Daarbij zou het bedrijf, vaak weer via andere ondernemingen, ook nog geld verdienen aan de exploitatie van die grondstoffen. Oliebedrijven en oligarchen zouden geen privélegers mogen hebben, vindt McFate.
Landmijnen in Libië
Geregeld komen verhalen naar buiten van mensenrechtenschendingen door PMSC’s: vorig jaar werd bijvoorbeeld bekend dat leden van het Russische Wagner een Syrische deserteur van het leger hadden teruggevonden, hem martelden en uiteindelijk in brand staken. Diezelfde groep legde landmijnen in Libië, volgens Brian Castner, onderzoeker van Amnesty International USA, ‘een aantoonbare, grove schending van internationale afspraken over de uitbanning van die wapens’.
Wie zou bijvoorbeeld een Colombiaan moeten berechten die onder een Amerikaans contract in Irak werkt?
Castner is net begonnen aan een studie naar huurlingen in het internationaal rechtssysteem. ‘We verlangen van alle bedrijven dat zij altijd de mensenrechten eerbiedigen – of ze nu actief zijn in de PMSC-sector of iets heel anders doen. Maar stel dat burgers omkomen door toedoen van een contractor, dan wordt de verantwoordelijkheid daarvan verdeeld over wel erg veel partijen: de individuele werknemers, het bedrijf, de staat of groepering die hen inhuurt.’
Geen officiële soldaten
Militair strateeg McFate herkent dat. Wie zou bijvoorbeeld een Colombiaan moeten berechten die onder een Amerikaans contract in Irak werkt? Vanwege die ondoorzichtigheid gaan huurlingen volgens McFate maar al te vaak vrijuit. Daarbij hoeven bedrijven, in tegenstelling tot overheden, geen verantwoording af te leggen aan een parlement of burgers. Er is dus geen democratisch toezicht op de PMSC’s, waarvan de werknemers geen officiële soldaten zijn. Dat betekent in zekere zin dat landen vaak meevechten in oorlogen en conflicten zonder dat burgers daarover zijn geïnformeerd of er een debat over is gevoerd.
Er bestaat wel een VN-verdrag tegen het gebruik van huurlingen, maar dat is slechts door 36 landen ondertekend. En de traditionele VN-omschrijving gaat uit van het gebruik van huurlingen door de eigen krijgsmacht, terwijl de huurlingen tegenwoordig in dienst blijven van de PMSC waarvoor ze werken.
Binnen de Europese Unie bestaat sinds 2017 een verbod op militaire taken voor PMSC’s die in het buitenland worden ingezet (beveiliging en inlichtingenvergaring is wel toegestaan). In de resolutie wordt verder, vergeefs, aangedrongen op internationale wetgeving.
Amnesty-onderzoeker Castner wijt het aan de vaagheid van de definities van huurlingen in het oorlogsrecht, waarop de VN-verdragen zijn gebaseerd: ‘De huidige grote bedrijven die zich laten inhuren voor geweld kun je daar niet aan meten. Er zitten lacunes in het internationaal recht.’ Hij hoopt met zijn studie aanbevelingen te kunnen doen over de rol van de contractor.
Sean McFate is een stuk sceptischer. De moderne huurlingen zijn wat hem betreft dé illustratie van de afkalving van de autoriteit van de natiestaat. Hij denkt niet dat internationale afspraken tussen staten de PSMC’s aan banden kunnen leggen.
Ethische standaarden
Elders wordt wel verder gekeken, bijvoorbeeld door het in Genève gevestigde DCAF: het Geneva Centre for Security Sector Governance. Bij die onpartijdige en intergouvernementele denktank kunnen overheden (Nederland is sinds 2001 lid) terecht om te onderzoeken hoe zowel internationale veiligheid als de sector daaromheen, kan worden verbeterd. Het kenniscentrum publiceert onder meer over de aanwas van PCM’s. Er loopt ook een programma waarin specifiek met PMSC’s en staten wordt gekeken naar de juiste bedrijfsvoering. Over het aantal bedrijven of landen dat specifiek bij het programma zijn aangesloten en wat de laatste stand van zaken is, kan de organisatie niet veel kwijt, laat een woordvoerder per e-mail weten, juist omdat de organisatie werkt aan lastige, ‘gevoelige kwesties’.
‘Firma’s die legitiem willen zijn moeten we kunnen aanspreken op hun gedrag’
Misschien moet de verantwoordelijkheid dan worden gelegd bij de bedrijven zelf? Avant denkt dat het mogelijk moet zijn om richtlijnen of een fatsoensnorm op te stellen, net als in andere sectoren. ‘Firma’s die legitiem willen zijn moeten we kunnen aanspreken op hun gedrag. Bijvoorbeeld door ethische standaarden op te nemen in de bedrijfsvoering en contracten, zodat op naleving van mensenrechten kan worden toegezien’, stelt ze.
Kort na de eeuwwisseling werd enthousiast begonnen aan een raamwerk hiervoor, zag Avant. De VS waren een voortrekker, als afnemer en politieke grootmacht. ‘Maar onder de huidige regering is de aandacht verslapt – onder de vorige overigens ook al. De markt ontwikkelt zich zo snel dat bedrijven klaarstaan met een kant en klaar in te huren oplossing voordat de politiek er wetgeving voor heeft bedacht.’
Correctie (1 oktober 2020): In een vorige versie van dit artikel stond een passage over het Geneva Centre for Security Sector Governance (DCAF) die een onvolledig beeld gaf van deze intergouvernementele denktank. Toevoeging (7 oktober 2020): Daarom is deze alinea herschreven.