Het zwarte gat Bagram
Niemand weet precies hoeveel gedetineerden de omstreden gevangenis in het Afghaanse Bagram telt. Zeker is alleen dat ze vastzitten zonder vorm van proces. Dat de Amerikanen Bagram deels hebben overgedragen aan de Afghanen heeft daar niets aan veranderd‚ schrijft Bette Dam‚ oud-correspondent in Kabul.
Wie van het overbevolkte Kabul naar het noorden reist‚ staat binnen twee uur in de westerse enclave rond het wonderschone stadje Bagram‚ vernoemd naar de eeuwenoude Afghaanse regio waar het middenin ligt. De twintigduizend inwoners‚ vooral Amerikanen‚ rijden door zelf aangelegde straten en doen hun boodschappen in westerse winkeltjes. Vanaf twee vliegstrippen kunnen ze directe vluchten nemen naar vakantiebestemmingen als Dubai en Hongkong.
Stinkende toiletten
Op www.ilovebagram.com babbelen militairen lustig over het leven op deze giga-basis‚ zoals over de knappe chick die ‘elke dag om 12.00 uur’ voorbij komt joggen. Of over de toiletten die zo stinken. Maar niemand rept over de omstreden gevangenis die zich ook op de basis bevindt.
Een militaire rechtbank beoordeelt de zaken zonder dat de gevangene erbij is
De buitenwereld krijgt niet te horen wie er opgesloten zitten en de gevangenen niet waarom ze vastzitten. Het gaat om ‘terreurverdachten’‚ zoveel is bekend – de noemer waaronder ook de gevangenen vallen in de omstreden Amerikaanse gevangenis op Guantánomo Bay. Daar kunnen advocaten hun cliënten nog bezoeken‚ in Bagram niet. Een militaire rechtbank beoordeelt de zaken zonder dat de gevangene erbij is.
Afghaanse nationaliteit
In de tijd dat de Amerikanen alleenheerser waren over Bagram‚ lieten ze er niets over los. In 2006 lekte echter een dik intern rapport uit dat meldde dat de Afghaanse gevangenen Habibullah en Dilwar in Bagram waren doodgemarteld. Sindsdien is het martelen gestopt‚ zeiden de Amerikanen. Maar het gevang is nog altijd in gebruik.
Voorheen had de grootste groep gevangenen de Afghaanse nationaliteit. President Hamid Karzai gruwde daarvan‚ en vond dat de VS niet mochten uitmaken wie een terrorist was en wie niet. Er zitten onschuldigen vast‚ zei hij geregeld‚ en hij noemde Bagram een ‘Taliban making factory’.
Hoeveel Afghanen er nu nog vastzitten in Bagram is onduidelijk
Karzai had deels gelijk‚ mede omdat er nooit een rechtszaak plaatshad tegen een Bagram-gevangene en er vele Afghanen vastzaten zonder te zijn veroordeeld. Karzai stond tegelijkertijd onder grote druk van tribale leiders met familieleden in Bagram‚ van wie ze wilden dat die vrijkwamen – schuldig of niet. Vaak had die druk succes: gezien de zwakte van de Afghaanse staat worden gevangenen nogal eens op deze manier ‘vrijgekocht’.
Karzai kreeg in 2012‚ na lang aandringen‚ de zeggenschap over alle Afghaanse gevangenen. In maart dit jaar liet hij er 65 vrij‚ na een Afghaans onderzoek en onder luid protest van de Amerikanen. Hoeveel Afghanen er nu nog vastzitten in Bagram is onduidelijk.
Zelfmoordterroristen
Uit een in augustus gepubliceerde analyse van het Afghanistan Analyst Network‚ een gerespecteerde denktank in Kabul‚ blijkt dat zich in Bagram ook nog zeker 22 buitenlandse gevangenen bevinden‚ vooral Pakistanen.
De kans is klein dat de Afghaanse regering zich voor hun vrijlating zal inzetten. Daar zijn de relaties tussen Pakistan en Afghanistan te slecht voor. Veel Afghanen verwijten hun buurland dat het de Afghaanse rebellen voedt met wapens en zelfmoordterroristen. Groot was dan ook de verontwaardiging bij de regering toen de Amerikanen in mei tien en in augustus negen Pakistanen uit Bagram overdroegen aan de Pakistaanse autoriteiten.
Geen processen
De actie bracht het aantal Pakistanen in Bagram terug tot negentien‚ aldus het Afghanistan Analyst Network. Het Justice Project Pakistan‚ dat zich al jaren inzet voor de Pakistaanse Bagram-gevangenen‚ kwam half september met hetzelfde aantal.
De vrijlatingen hebben niet tot meer helderheid geleid over het lot van Pakistanen die nog vastzitten. Er vinden nog steeds geen processen plaats. Volgens Kate Clark van het Afghanistan Analyst Network hebben sommige gevangenen echt meegevochten met de Taliban‚ terwijl andere zijn opgepakt ‘door domme pech’‚ waarbij meespeelde dat de VS een prijs hadden gezet op de hoofden van ‘Al Qaida-strijders’‚ en premiejagers hun kans schoon zagen. Omdat de gevangenen geen recht hebben op een advocaat‚ is het lastig deze fouten terug te draaien. De Amerikanen moeten op hun blauwe ogen worden geloofd dat deze mannen zich schuldig hebben gemaakt aan terrorisme.
De Pakistaanse fotograaf Asim Rafiqui zocht de familieleden op van Pakistaanse gevangenen in de Bagram-gevangenis. Zij vertellen hieronder over hun dierbaren.
Sharafuddin Mohammad: ‘Ik pas op zijn boeken‚ tot hij terugkomt’
‘Mijn familie had de gevangenschap van mijn vader stilgehouden om me niet bezorgd te maken. Maar ik hoorde mannen erover praten op de markt en werd heel bang. Ik had geen hechte band met mijn vader – hij speelde vaker met mijn jongere broer – maar een vader is een vader.
‘Ik reisde naar Quetta om met hem te kunnen praten‚ via Skype‚ na bemiddeling door het Rode Kruis. Hij oogde bezorgd en zwak. Het was moeilijk mijn vader zo te zien. In mijn herinnering is hij sterk en dominant‚ nu is hij grijs geworden. Thuis voel ik me alleen. Ik ben de oudste en accepteer die verantwoordelijkheid – al ben ik pas 13. Ik werk op het land en zorg voor ons vee. Ik pas op zijn boeken en op zijn motor‚ tot de dag dat hij terugkomt. Maar niemand weet wanneer dat is.’
Sharafuddin Mohammad is de zoon van Paizoo Khan‚ die sinds 2010 vastzat in de Bagram-gevangenis. Bij het ter perse gaan van dit nummer bleek dat hij onlangs is vrijgelaten.
Khatima Mohammad: ‘Elke keer als ik onze koe zie‚ moet ik aan hem denken’
‘Ik herinner me hoe mijn man het huis voor het laatst verliet. Hij zei me goed voor het huis te zorgen en voldoende hout te sprokkelen voor de vuren. Daarna reed hij weg. Netheid en orde waren belangrijk voor hem.
‘Ik denk de hele tijd aan hem. Met mijn man is veel levendigheid uit dit gezin verdwenen. Elke keer als ik onze koe zie – hij was zo trots toen hij haar kocht – moet ik aan hem denken. Aan de telefoon vraagt hij vaak eerder naar het beest dan naar de kinderen. Elke keer moeten we daar dan samen om lachen. Het leven gaat door‚ maar ik voel me leeg. Ons huis voelt leeg.’
Sharafuddin is de zoon van Paizoo Khan‚ uit een dorpje bij de Afghaanse grens‚ zes uur rijden van de stad Muslimbagh. Khatima Mohammad (foto links) is Khans echtgenote. Khan‚ een taxichauffeur op leeftijd‚ vervoerde in augustus 2010 fruit en andere goederen naar Afghanistan. Daar begaf zijn auto het tijdens een onweer. Hij kreeg onderdak in een huis‚ waar NAVO-troepen die nacht binnenvielen en iedereen meenamen. Van de gevangenis in Kandahar werd hij overgebracht naar Bagram. Zijn familie dacht dat Khan overleden was‚ tot het Rode Kruis in november 2010 liet weten dat hij gevangenzat. Begin 2014 kreeg Paizoo Khan een aantal keer te horen dat hij snel zou worden vrijgelaten.
Fazal Karim: ‘Ons geloof verbiedt zelfmoord. Maar ik heb het overwogen’
‘Mijn oudere broer Saifullah was degene die ons bijeenhield. Toen onze vader een hersenbloeding kreeg en verlamd raakte‚ moest hij op zijn twaalfde vaders rol overnemen. Vanaf dat moment runde hij het familiebedrijf: hij naaide islamitische kapjes en verkocht ze bij de moskee. Saifullah gaf zijn kindertijd op om zich voor de rest van het gezin in te zetten. Tot hij verdween.
‘Saifullah werkte zó hard dat onze moeders nog altijd zeggen dat we in paleizen zouden leven als hij nog bij ons was. Hij draaide elke cent om‚ zodat we dagelijks 300 tot 400 rupee (2‚25 tot 3 euro) konden besteden‚ waardoor de hele familie kon eten en overleven. Na verloop van tijd kocht hij zelfs een ventilator en een bed voor moeder. En hij spaarde voor een naaimachine. Aan de telefoon zegt hij dat dát hem nog het meeste pijn doet: dat hij hier niet kan zijn om ons te helpen.
‘Ons geloof verbiedt zelfmoord. Het is een grote zonde. Maar ik kan zeggen dat ik er op de meest wanhopige momenten aan heb gedacht. Ik heb mijn broer elf jaar niet gezien. Soms wordt me dat te veel. Aan de telefoon zegt Saifullah dat ik God moet vragen me kracht te geven. Daarom bid ik.’
Fazal Karim (links) is de broer van Abdul Halim Saifullah (1985). Na de hersenbloeding van zijn vader‚ runde Saifullah het familiebedrijf in het Pakistaanse Karachi. In 2005 bezocht hij zijn verlamde vader daar in een kliniek en zei snel te zullen terugkomen. Vervolgens verdween hij. Een jaar later vertelde het Rode Kruis zijn familie dat hij op een geheime plek vastzat in Afghanistan; in 2007 werd bekend dat dit de Bagram-gevangenis was. Zijn familie heeft een paar keer met hem geskyped‚ via het Rode Kruis. Niemand mag dan vragen waarom hij is gearresteerd en hoe hij wordt behandeld. Gebeurd dit wel‚ dan wordt de verbinding verbroken. In het laatste telefoontje vertelde Saifullah erg bang te zijn en wanhopig naar huis te verlangen. Doordat de familie het zonder zijn inkomen moet stellen‚ heeft ze zich diep in de schulden gestoken.
Saman Khan: ‘Ik verloor niet alleen een broer‚ maar ook mijn moeder’
‘Ik herinner me Amal niet goed‚ behalve dat hij mijn liefhebbende broer was. Hij verdween toen ik 12 was. Ik weet nog hoe graag hij met me speelde. Wat ik zeker niet zal vergeten – omdat ik het sinds zijn verdwijning dagelijks zie – is hoe zijn afwezigheid mijn moeder kapot heeft gemaakt. Ze is haar verstand verloren en heeft zichzelf geheel uit de werkelijkheid teruggetrokken. Mijn broer heb ik niet over haar toestand verteld‚ hij zou het niet kunnen verdragen. Geld om haar te laten behandelen heb ik niet. Ik heb niet alleen een broer verloren‚ maar ook mijn moeder.’
Saman Khan (boven) is de broer van Amal Khan (32). In juli 2002 verliet Amal zijn huis in Mansehra‚ Noord-Pakistan‚ om werk te zoeken. Hij verdween kort daarna. Zeven maanden lang wist zijn gezin niet waar hij was. Begin 2003 hoorden ze dat hij werd vastgehouden in de Bagram-gevangenis en in 2004 konden ze met hem Skypen via het Rode Kruis. Khan mag niet vertellen hoe hij in Bagram is terechtgekomen of hoe hij daar wordt behandeld. Als hij dit probeert‚ wordt het gesprek afgebroken. Khan weet niet wanneer hij vrijkomt.
Tekst: Bette Dam
Wordt Vervolgd, oktober 2014