‘Het pijnlijkste is als mensen me niet geloven’, begint Lisa (51). ‘En de grootste rechtvaardigheid is als mensen zien en begrijpen wat me is aangedaan.’ Vanuit haar simpel ingerichte en opgeruimde woonkamer in een middelgrote stad in Kosovo doet Lisa – een gefingeerde naam – haar verhaal. Zoals gebruikelijk bij een visite op de Balkan biedt ze koffie, koekjes en eten in overvloed aan.
Lisa is etnisch Albanees en komt uit een groot gezin. Haar vader overleed op jonge leeftijd en begin jaren negentig vertrok het gezin naar het buitenland, zonder Lisa. ‘Mijn moeder zag de oorlog aankomen, maar ik wilde blijven om te studeren.’ Tijdens de jaren negentig kregen Albanezen in Kosovo steeds minder rechten. Scholen werden gesloten, vakbonden demonstreerden en er werd een avondklok ingesteld. ‘Ik was de beste van mijn klas en kon goed Servisch. Ik denk dat dat me een beetje geholpen heeft, want hierdoor toonden soldaten meestal respect. Nu kan ik die taal niet meer aanhoren.’
Eén dader veroordeeld
Kosovo heeft ongeveer 1,8 miljoen inwoners. Het was vroeger een autonome provincie binnen Servië. Eind jaren negentig werd er een bloedige oorlog gevoerd, waarbij ruim 13 duizend burgerslachtoffers vielen en naar schatting 20 duizend mensen te maken kregen met seksueel geweld. Er is tot nu toe slechts één dader veroordeeld. De oorlog werd beëindigd na de NAVO-bombardementen op Servië in 1999. Nadat Kosovo een aantal jaar onder internationaal toezicht van de Verenigde Naties had gestaan, werd het in 2008 onafhankelijk. Servië erkent Kosovo nog altijd niet als land en dat veroorzaakt tot op de dag van vandaag veel spanning.
Tijdens de oorlog vluchtte Lisa naar de bergen in het noorden van Kosovo. Na een tijdje raakte haar geld op en ging ze naar de stad om bij het postkantoor haar vaders pensioen op te halen. Maar ze werd uitgescholden en kreeg het geld niet. ‘Langzaamaan begon ik te voelen dat er iets slechts ging gebeuren. Ik ging naar buiten en terwijl ik door de lege straat liep, stopte er een Servische politieman naast me.’
‘Ik voelde me als een soort bal in de mist, die blijft rondzweven in de duisternis’
Lisa neemt een slok van haar koffie en haalt even diep adem. Ze steekt een sigaret op. Liever rookt ze niet, maar op momenten zoals deze heeft ze het nodig. Vertellen over je grootste trauma went nooit, zal ze later vertellen. Maar het lucht wel op, het heelt ook haar wonden.
‘De man vroeg me waar ik naartoe ging en ik moest mijn ID-kaart laten zien. Hij vroeg of ik met hem meeging, een kopje koffie drinken. Terwijl we aan het praten waren, hoorde ik iemand vanuit een raam roepen: “Goran, breng haar naar boven”.’ Vanaf dat moment herinnert Lisa zich bijna niets meer. Alleen dat haar hoofd op een fauteuil leunde. De zware legerkisten die op haar armen stonden. De stemmen, de beledigingen, ‘Albanese maagd’. ‘Toen ik weer bijkwam, voelde ik de pijn en rook ik de geur van bloed.’
In de jaren daarna zweeg Lisa. Ze vertelde haar verhaal aan niemand. ‘Ik schaamde me en wilde niet ook nog mijn familie te schande maken.’ Lisa probeerde werk op te pakken, maar het lukte haar gewoon niet. ‘Als je moet werken, heb je een heldere geest nodig. Ik voelde me als een soort bal in de mist, die probeert een weg naar buiten te vinden, maar blijft rondzweven in de duisternis.’
Verloving vieren
Toen Lisa 42 was, ontmoette ze haar man. ‘Met wat vriendinnen ging ik de verloving vieren. We dronken wat alcohol en ineens begon ik te huilen. Ik vertelde wat er gebeurd was. Niet alles, maar een beetje. Hoe kon ik me verloven terwijl ik dit geheim bij me droeg?’
Lisa’s vriendinnen koppelden haar vervolgens aan hulpverleners van het Kosova Rehabilitation Center for Torture Victims (KRCT). Het zou nog even duren voordat Lisa daadwerkelijk de stap zou zetten, maar uiteindelijk is het haar redding geweest, zegt ze.
KRCT heeft programma’s voor slachtoffers van allerlei soorten geweld, maar het werk rondom oorlogsverkrachting noemt Selvi Izeti, psycholoog en projectmanager, het meest uitdagend. ‘Onze maatschappij ontkende dat dit gebeurd was. In de beginjaren moesten we echt zelf het veld in. We gingen naar plekken waarvan we weten dat er veel misdaden gepleegd zijn en lieten daar onze informatie achter, in de hoop dat het bij de juiste persoon terecht zou komen.’ Nu, bijna 25 jaar later, weten mensen de organisatie steeds vaker te vinden. ‘Vrijwel elke dag melden zich nog nieuwe overlevenden van oorlogsverkrachting. Omdat het zo gestigmatiseerd is, praten wij in algemene zin over trauma. Zodat de drempel om bij ons aan te kloppen lager is.’
Lees ook: ‘Het spijt me dat ik je aan mijn verwekker doe denken.’ 25 jaar vrede in Bosnië
Verhaal op Facebook
De enige Kosovaarse vrouw die zich openlijk heeft uitgesproken is Vasfije Krasniqi-Goodman. Vanuit haar woonplaats in Texas, de Verenigde Staten, postte ze in 2017 haar verhaal op Facebook. Ze was 16 jaar, toen een Servische politieman haar meenam naar de achterbank van zijn auto.
‘Het was voor het eerst dat iemand vanuit persoonlijke ervaring hierover praatte tegen familieleden, journalisten, politici. In de paar jaar daarna nam de bewustwording snel toe’, vertelt Izeti. Er is jaren geleden een rechtszaak aangespannen en hoewel er volgens de rechter voldoende bewijs was, werden de verdachten na een hoger beroep toch vrijgesproken door het Hooggerechtshof. President Vjosa Osmani heeft 14 april, de dag van Krasniqi’s verkrachting, uitgeroepen tot de Dag voor Overlevenden van Seksueel Geweld.
Dat daders van oorlogsverkrachting vaak vrijuit gaan, is een bekend probleem. ‘Seksueel geweld in het algemeen is vanwege het stigma en de schaamte die eromheen hangen ondergerapporteerd’, zegt Dr. Iva Vukušić, historicus verbonden aan de Universiteit Utrecht en gespecialiseerd in oorlogsmisdaden. Ze werkte ook voor het Joegoslaviëtribunaal in Den Haag. ‘Het doel van oorlogsverkrachting gaat veel verder dan het individu schaden, of seksuele lusten vervullen. Het gaat om het creëren van kwetsbaarheid en het verwoesten van de gemeenschap.’
Oorlogsverkrachting maakt huwelijken kapot, sommige mensen zijn zo getraumatiseerd dat ze nooit meer seks hebben en zich niet meer voortplanten, sommigen willen weg van de fysieke plek waar de herinneringen zijn.
‘Je moet zo veel mogelijk informatie krijgen, zonder dat de getuige de details steeds opnieuw moet vertellen’
Sinds 1949 staat verkrachting als oorlogsmisdaad in de Geneefse Conventie. Pas in 1992 werd hier voor het eerst een beroep op gedaan, door twee vrouwen die tijdens de oorlog in Bosnië slachtoffer werden van seksueel geweld. Naar schatting zijn daar in de jaren negentig 50 duizend vrouwen verkracht. In totaal zijn in het Joegoslaviëtribunaal iets meer dan zeventig personen aangeklaagd voor seksueel geweld, 32 van hen zijn daadwerkelijk berecht. ‘Zeker in een derde van die zaken speelt seksueel geweld een rol, dus ik zou zeggen dat het Joegoslaviëtribunaal dit onderwerp echt op de agenda heeft gezet’, zegt Vukušić. Het tribunaal is nu gesloten, eventuele rechtszaken gaan via nationale rechtbanken, maar vervolging is extreem moeilijk.
‘Het probleem is dat een aanklager vaak niet meer heeft dan een verklaring van de overlevende. Ze weten misschien een bijnaam van de dader, of herkenden een accent. Maar waar moet je dan beginnen met je onderzoek?’, zegt Vukušić. Dat is ook het geval voor Lisa. ‘Ik zou graag willen dat ze gestraft worden. Ik wilde naar Den Haag en daar het verhaal vertellen. Maar ik heb geen namen en kan me ook hun gezichten niet herinneren.’ Een ander probleem is dat de daders vaak uit andere landen komen, in dit geval Servië, en niet uitgeleverd worden.
Mensen in toga’s die luisteren
Ook in de oorlog in Oekraïne is de kans klein dat daders van oorlogsverkrachting bestraft zullen worden. ‘Het aantal strafrechtelijke klachten loopt al in de honderdduizenden. Als aanklager ben je dan geneigd om zaken op je te nemen die de grootste kans op succes hebben’, legt Vukušić uit. ‘Het zijn er simpelweg te veel om allemaal te behandelen.’ Het is de bittere waarheid, maar het betekent niet dat aangifte doen geen nut heeft. In sommige gevallen leidt het ertoe dat hogere functionarissen ook verantwoordelijk gehouden kunnen worden. Zo werd Ratko Mladić, de opperbevelhebber van het Bosnisch-Servische leger, in zijn uiteindelijke vonnis verantwoordelijk gehouden voor verkrachtingen en seksueel geweld tijdens de oorlog in Bosnië.
Voor sommige vrouwen kan getuigen helend zijn, weet Vukušić uit hun verhalen. ‘Dat een groep mensen in toga’s naar je luistert, is een vorm van erkenning.’ Maar voor veel overlevenden is getuigen tijdens een rechtszaak een herbeleving van trauma. ‘De afgelopen decennia is er veel nagedacht over hoe je zo veel mogelijk informatie kunt krijgen, zonder dat de getuige alle details elke keer opnieuw moet vertellen. In Oekraïne is daar ook veel aandacht voor. In de rechtbank mogen zelfs bepaalde, irrelevante vragen niet meer gesteld worden. Door alle ervaringen van de afgelopen jaren is er nu een set van best practices waar mensen gebruik van kunnen maken.’
Maandelijkse toelage
Vukušić noemt juridische vervolging een imperfecte reactie op een ingewikkelde situatie. ‘Het is veel werk, de impact is gering, maar als je het mij vraagt is het goed als een verkrachter uiteindelijk de gevangenis in gaat.’ Maar daar stopt het niet. ‘Samenlevingen moeten nadenken over wat ze overlevenden nog meer kunnen bieden als alternatief voor de juridische gerechtigheid.’
Aanvankelijk werden slachtoffers van seksueel geweld in Kosovo niet gezien als oorlogsslachtoffers. Maar na jarenlange lobby door onder andere KRCT, werd er in 2018 een wet aangenomen waarin hun status wordt erkend. Afgelopen vijf jaar konden de overlevenden zich melden bij de Kosovaarse overheid om officiële erkenning te krijgen en aanspraak te maken op een maandelijkse vergoeding van 230 euro. Toen in januari dit jaar de termijn voor registratie verliep, hadden slechts 1.870 mensen aanspraak gemaakt op het bedrag. Want opnieuw je verhaal vertellen, in detail, tegenover een commissie van vreemden, dat hield veel vrouwen tegen.
Schrijf je in voor de Wordt Vervolgd Nieuwsbrief
Volgens Selvi Izeti van het hulpverlenerscentrum KRCT hebben veel mensen zich ook niet aangemeld uit angst dat hun verhaal alsnog geopenbaard zal worden. ‘Het is vooral de angst dat zoiets gebeurt, want iedereen heeft een geheimhoudingsplicht.’ Maar het gaat inderdaad weleens mis. ‘Een van de vrouwen ging naar de bank om een lening te krijgen. De medewerker noemde terloops haar toelage. Haar man, die van niets wist, zat ernaast.’ Mede door de lobby en campagnes van organisaties zoals KRCT en vrouwen als Krasniqi, heeft de overheid vorig jaar besloten de deadline te verlengen en overlevenden langer de kans te geven zich te melden.
Meer erkenning en begrip
De officiële status als oorlogsslachtoffer draagt volgens Izeti ook bij aan meer erkenning en begrip in de maatschappij. ‘Ons volgende doel is om meer bekendheid te geven aan mannen die seksueel geweld hebben meegemaakt. Want ook zij kloppen steeds vaker bij ons aan.’
Izeti is erg hoopvol over de nieuwe generatie Kosovaren, die nu al haar opmars maakt in de politiek en in andere delen van de maatschappij. ‘Jongeren zijn veel minder oordelend, minder stigmatiserend en hebben vernieuwende perspectieven op conflict en vredesopbouw.’
Lisa heeft wél aanspraak gemaakt op de toelage; het geld en de therapie geven haar een zetje in de goede richting. Ze woont alleen met haar zoon. Haar huwelijksgeluk was maar van korte duur, Lisa’s man overleed na drie jaar huwelijk aan kanker. Toch weet Lisa zichzelf telkens te herpakken. Komend jaar wil ze haar langgekoesterde droom alsnog waarmaken: ze is van plan weer te gaan studeren en daarna les te gaan geven. ‘Kan je begrijpen dat het me niet lukte om te lezen? Ik kon me gewoon niet concentreren. Nu voel ik me weer helder. Afgelopen vakantie in Albanië heb ik elke week twee boeken gelezen. En ik wil weer gaan schrijven, maar alleen nog maar over de dingen die het leven mooi maken.’