De jeugd heeft de toekomst, weet de Hongaarse regering van premier Viktor Orbán. En dat moet de natiestaat Hongarije ten goede komen. Trefzeker bouwt Orbáns ministerie van Defensie aan een brede jeugdbeweging, waar kinderen vanaf 9 jaar oud al leren om een Hongaarse patriot te zijn.
Miljoenen euro subsidie gaan naar militaire sportorganisaties, scholen krijgen militaire keuzevakken inclusief praktijkles. Volgens oud-minister van Defensie István Simicskó, nu verantwoordelijk voor het ‘educatieprogramma’, is het creëren van kindsoldaten niet het doel: hij wil een ‘gezonde nationale identiteit’ voor schoolkinderen, eentje die ‘de verdediging van het vaderland ten goede komt’.
Hetzelfde doel heeft de militaire organisatie Honvédsuli, vrij vertaald ‘Defensieschool’. De ngo organiseert vakantiekampen, het hele jaar door.
Diep in de uitgestrekte bossen van Hongarije leren kinderen elkaar vertrouwen. Geblinddoekt moeten ze samen de weg vinden, een heuvel af. Ze hebben lol, trainen hun lichaam, verleggen hun grenzen, hangen niet meer op de bank. En ze dragen een uniform. Met lichte argwaan begon fotograaf Máté Bartha aan zijn project Kontakt (verwijzend naar de dubbele betekenis: contact is iets positiefs in de burgerwereld, maar vijandelijk in militaire zin). Kinderen met wapens, dat kan toch nergens goed voor zijn?
De jongste kinderen zijn 9 jaar, de oudste 18, en zoals altijd op tienerkamp bloeien ook hier vakantieliefdes op. De replicageweren zijn niets nieuws: vaak doen ze thuis al aan airsoft-vechten.De deelnemers van Honvédsuli’s kampen komen vaak uit achterstandswijken of -gebieden waar ze weinig kansen hebben, en wie weet mede daardoor volgens hun ouders onhandelbaar en opstandig zijn. Honvédsuli zegt hen weer op het goede spoor te willen brengen: discipline, trouw, kameraadschap en een goede conditie staan in deze vakantiekampen hoog in het vaandel.
Die trouw en kameraadschap maakten indruk op Bartha, die achteraf een veel minder negatief beeld zei te hebben van de kampen. Veel kinderen vertelden dat ze in één week op kamp meer aandacht krijgen dan thuis in een heel jaar.
Maar is het nodig om je in camouflagekleuren te hullen en werkelijk met elkaar te vechten, met ‘airsoft’-geweren – niet van echt te onderscheiden – die harde plastic balletjes schieten? Of om in de winter langs dorpen te marcheren en daar heldhaftige momenten uit de nationale geschiedenis te gedenken?
De organisatie zegt apolitiek te zijn. Maar ook als je Orbáns nationalistische agenda naast je neerlegt: kinderen horen niet in gevechtssituaties thuis.