De Nederlandse filmmaker Bob Entrop zit zich al een tijdje kwaad te maken over van alles. Het beleid rondom corona (‘dat bepaal ik zelf wel’), de vervuiling door Tata Steel, het gebruik van bestrijdingsmiddelen (‘daar krijg je Parkinson van en niemand weet het’), Poetin (‘je hebt al zo’n groot land, laat die mensen toch’), uitsluiting (‘als iedereen elkaar nou laat gedijen’), de situatie in Gaza (‘die Netanyahu…’).
‘Ik moet gewoon een eigen zender hebben’, besluit Entrop. We zitten tegenover elkaar in zijn kantoor in Breda, waar de muren volhangen met posters van de zo’n 385 (korte) films en series die hij de afgelopen vijftig jaar heeft gemaakt. Waar onrecht is, ziet Entrop een film. ‘Dat heeft te maken met de oude strijdcultuur van de zestiger jaren. Actievoeren zit in mijn bloed. Welke actie ook, ik was erbij. Met de camera dan natuurlijk.’
Pratende hoofden
In 1971 richtte Entrop samen met drie anderen het eerste filmcollectief van Nederland op, Kritiese Filmers. Het belangrijkste aan de films die ze maakten was de inhoud, niet de vorm. ‘Dat zag er dus niet uit’, lacht Entrop. ‘Het waren pratende hoofden. Er stond een jongen voor de fabriek en die vertelde monotoon over de vervuiling en uitbuiting die daarbinnen gebeurde. Maar je zag het niet.’
‘Ik ben nog steeds een Kritiese Filmer en ik maak nog steeds Kritiese Films’
In de beginjaren ging het ook helemaal niet om de film, maar om de discussie achteraf. Het collectief stapte met een projector in de auto en trok het hele land door om de films voor vakbonden, op scholen en bij demonstraties te vertonen. ‘Ik wilde ook nooit voor televisie werken, want dat is een eendimensionaal medium. Je weet niet wat mensen ervan vinden en er is geen discussie na. Maar op een gegeven moment ga je toch overstag. Je bereikt er veel meer mensen mee.’
Prikkeldraad
Dat je er veel meer mensen mee bereikt, bleek wel toen zijn film Prikkeldraad na de dodenherdenking op 4 mei 2012 werd uitgezonden bij de publieke omroep. ‘Ja 650 duizend kijkers, gigantisch.’ Met Prikkeldraad sneed Entrop een persoonlijk thema aan, hij maakte de film namelijk over zijn vader en alle anderen die tijdens de Tweede Wereldoorlog in krijgsgevangenschap hadden gezeten. Hij hoopte meer te leren over de geschiedenis van zijn vader en ook het beeld van de maatschappij op krijgsgevangenen te veranderen. ‘Toen zij na de oorlog terugkwamen, werden ze gewoon met de nek aangekeken.’
Dit soort interviews direct in je mailbox?
Familietaboes
Binnen het gezin werd er weinig over de ervaringen van zijn vader gesproken. Veel van wat hij nu weet over zijn vader heeft hij dan ook zelf uitgezocht. Eenzelfde thema komt naar voren in de films die Entrop maakte over de Roma- en Sintigemeenschap. ‘Een stukje blauw in de lucht uit 2007 was de eerste film in Nederland waarin de Sinti en Roma spraken over wat er met hen in de oorlog is gebeurd. Dat is een taboe in die gemeenschap, dus de kinderen en kleinkinderen wisten niet wat opa of oma had meegemaakt. Die gesprekken waren heel aangrijpend, maar het moest een keer opgetekend worden, dat zeiden de mensen zelf ook. Anders gaat alles verloren.’
‘Als ik niet meer zou kunnen filmen, dan kun je me wel wegdragen’
Na die eerste film ging het rap. ‘Dan zit je in die gemeenschap en dan kom je er niet meer vanaf, in positieve zin dan. In datzelfde jaar maakte ik Muzikanten voor het leven, Volk zonder eigen land en Zigeunermuziek doet pijn. Aan het einde van het jaar kon je me wel wegdragen.’
Zo maakte de filmmaker door de jaren heen nog veel meer films en vergrootte daarmee de zichtbaarheid van de Roma en de Sinti. ‘Ik wil mensen met mijn films op weg helpen en een beetje bewust maken. Net zoals vroeger, mensen beïnvloeden. Ik doe nog steeds hetzelfde. Ik ben nog steeds een Kritiese Filmer en ik maak nog steeds Kritiese Films.’
Violist zonder viool
Zo moeilijk als het was om Een stukje blauw in de lucht te filmen, zo makkelijk was Zigeunermuziek doet pijn. ‘Muziek, daar willen ze altijd over praten.’ Entrop maakte voor deze film een portret van Nello Mirando Weis, de eerste violist van het Koninklijk Zigeunerorkest Tata Mirando. Door een aangeboren ruggenmergziekte speelde de violist in 2008 nog maar met tweeënhalve vinger.
Vorig jaar maakte de filmmaker een vervolg op het eerste portret, nu Nello door zijn ziekte helemaal niet meer kan spelen. Met Violist zonder Viool wilde Entrop laten zien hoe betrekkelijk het leven kan zijn. ‘Drinken, muziek spelen, alles erop en eraan, zijn hele muzikantenbestaan was weg. Het was zijn leven. In de film hoor je mij dat ook zeggen, dat zou voor mij ook gelden. Als ik niet meer zou kunnen filmen, dan kun je me wel wegdragen. Waar moet ik me dan kwaad over maken?’
Violist zonder viool is te bekijken op Vimeo.