Linda Bilal column
© Jitske Schols

Een toast op Mohamed Arab

Mijn Nederlandse vrienden namen me pas geleden mee uit om te vieren dat ik de Nederlandse nationaliteit heb gekregen. Ik dacht lang na over welke woorden bij zo’n gelegenheid horen. Maar de hele avond zorgde ik ervoor dat het gesprek oppervlakkig bleef, zodat ik me niet aan diepgaande woorden hoefde te wagen. Wanneer het op belangrijke momenten in je leven aankomt, spoel je de band van je leven het liefst snel vooruit, uit angst voor de intensiteit ervan. Ik was voor middernacht thuis en hief daar, in mijn eentje, het glas op degenen die ons hebben verlaten.

Ik spoel terug naar 2010. In café Siyahi, in het centrum van Aleppo, hangen we, zoals wel vaker, met een groepje om onze vriend, de voormalige politieke gevangene Mohamed Arab, heen. Samen drinken we, snikkend, op degenen die hij achter moest laten in de ondergrondse cellen van het regime. Arab was een schrijver die vertelde hoe anders het leven is in detentie, en hoe anders het is na de vrijlating; over de sit-in in de Technische Faculteit van de Universiteit van Aleppo en het verstoren van het Syrische regime; en over het belang van dit alles voor de politieke en burgerbeweging van de studenten.

Met de sleutel van zijn moeders huis kerfde hij de namen van gevangenen op de tafels in cafés in Aleppo. Soms verdronk hij in zijn innerlijke wereld en schreeuwde hij opeens: ‘Wij willen een burgerlijke staat!’ Ik keek dan angstig om me heen om te zien of de regeringsspionnen in het café dat hoorden.

Op cafétafels in Aleppo kerfde hij de namen van gevangenen

Toen de revolutie in het voorjaar van 2011 begon in Syrië, ontmoette ik Arab in het academisch ziekenhuis van Aleppo waar hij na zijn eerste arrestatie in 2005 was teruggekeerd. Ik was verrast hem in dienst van de overheid te zien. ‘Ze kopen mijn stilte’, fluisterde hij me toe. We lachten zo hard dat zijn gezicht en oren rood werden. Ik vertrok die dag met het idee dat dit waarschijnlijk de laatste keer zou zijn dat ik hem zou zien. Zes maanden later hoorden we dat hij opnieuw was opgepakt. Arab werd het icoon van de vreedzame revolutie in Aleppo.

In 2015 sloot ik me aan bij de duizenden die naar Europa vluchtten op zoek naar veiligheid. Maar het gezicht van Arab kon ik maar niet vergeten. Zijn glas in de lucht en luid toastend op ‘veiligheid en zekerheid. Op het thuisland dat is… verloren’. Het laatste woord sprak hij altijd opzettelijk fluisterend uit terwijl wij van onze stoelen vielen van het lachen. ‘Hoe kan de veiligheidsdienst me arresteren als ik op ze proost?!’, vervolgde Arab dan luidkeels tegen ons, de dapperen en de angstigen. Je kunt nergens schuilen als Arab over het vaderland praat.

Het is tien jaar geleden nu dat ik proostte op hen die ons in stilte verlieten. Tien jaar waarin ik vergeefs zoek en speur naar nieuws over Arab en de anderen die verdwenen.

Vandaag, hier in Haarlem, hef ik de fles arak en drink op je stem, Mohamed Arab. Ik roep: ‘Op veiligheid en zekerheid. Op het vaderland dat is… verloren. Op al diegenen die stierven in de gevangenissen van Assad. Op al diegenen die met geweld achter de zon verdwenen. En op al diegenen onder ons die nog in staat zijn om te leven.’

Meer over dit onderwerp