Een parallel universum op Lesbos

Op een kleine uitzondering na laat Europa de zorg voor honderdduizenden vluchtelingen over aan grote getalen bevlogen vrijwilligers. Linda Polman stond verbijsterd aan wal op het Griekse eiland Lesbos. ‘Dit kán Europa anno 2015 niet zijn!’

Lesbos
© Ozge Elif Kizil/Anadolu/Getty. Lesbos, september 2015‚ vlak nadat een boot met vluchtelingen is aangekomen.

Molyvos, Lesbos –In september landde ik op het Griekse eiland Lesbos met een vliegtuig van Corendon. Een gastheer van de reisorganisatie begeleidde ons gezelschap vakantiegangers in de bus naar onze hotels in Molyvos‚ een fotogeniek vissersdorp met uitzicht op Turkije. Hij wilde er niet te veel woorden aan besteden‚ zei hij‚ maar de olifant stond nu eenmaal in de kamer: de vluchtelingen uit Syrië. Ja‚ die waren er‚ Lesbos was een belangrijk aankomstpunt‚ maar nee‚ ze zouden ons vakantiegenot niet verstoren. ‘Restaurants zijn open‚ dagtochtjes gaan gewoon door.’

Daar zou je er net een paar hebben‚ trouwens. Onze bus passeerde een groep vluchtelingen in de berm. Mannen sleepten met koffers en rugzakken‚ vrouwen met kinderen. Ze waren aan land gekomen bij Molyvos en op weg naar het vluchtelingenregistratiepunt in Mytilini‚ legde de reisleider uit. Een tocht van zeventig kilometer. De lijnbus die enige keren per dag op en neer ging was op gezag van de Griekse autoriteiten verboden voor vluchtelingen. Daarom liepen ze. Ze deden er twee dagen over om Mytilini te bereiken; een familie met drie kleine kindertjes.

Spaanse vrijwilligers zagen de boot kapseizen en gingen eropaf. Met z’n drieën. Op jetski’s.

Het was heet op Lesbos en de bergwegen zijn steil. Soms konden toeristen het niet aanzien als ze in hun huurautootjes langs een vluchtelingenfamilie reden. Dan wilden ze water geven of een banaan bijvoorbeeld. Maar als het vijf vluchtelingen waren en ze hadden maar één flesje water om weg te geven‚ dan vonden ze het zielig voor de vier vluchtelingen die ze niks konden geven. Dus besloten ze vaak om maar door te rijden zonder iets te geven. Het advies van de reisleider: dat ene flesje water wél weggeven. ‘Dan hebt u in elk geval één dorstige vluchteling geholpen. De andere vier zullen het begrijpen en de geste evengoed waarderen.’

Hij vertelde ook nog dat gasten aan het einde van hun vakantie de eventuele halve tubes tandpasta die ze overhadden bij de Corendon-balie op het vliegveld konden achterlaten. De reisorganisatie zou er dan voor zorgen dat die bij de vluchtelingen terechtkwamen. ‘Vrijblijvend. Voelt u zich vooral niet verplicht.’

Zwerfhonden

In die tijd kwamen er maar een paar honderd vluchtelingen per dag op Lesbos aan. Omdat niemand anders het deed‚ hadden twee of drie dozijn vrijwilligers uit IJsland‚ Noorwegen‚ Nederland‚ Israël en Engeland de vluchtelingenzorg op zich genomen. Ze zwaaiden de rubberbootjes vanaf de stranden rondom Molyvos binnen‚ hielpen de mensen heelhuids aan land te komen‚ plakten pleisters op kapotte blaren‚ deelden water uit en smeerden elke dag honderden boterhammen met chocopasta voor de hongerigen. Ze hadden thuis op tv de beelden uit Lesbos gezien‚ waren geraakt‚ hadden spontaan een week‚ of twee weken‚ vakantie opgenomen‚ deden in die tijd wat ze konden en vertrokken weer.

De harde kern van hulpverleners waren de expats van Lesbos‚ buitenlanders die op het eiland wonen. Zij waren al in de weer met droge kleding en warme maaltijden in alle jaren dat er nog maar twee of drie bootjes met vluchtelingen per wéék op Lesbos landden – zoals de expats ook al jaren als vanzelfsprekend de opvang voor Lesbos’ zwerfhonden en -katten verzorgden.

Nu kwamen er wel tien bootjes per dág aan en stuurden begane burgers uit heel Europa dozen babykleertjes‚ oude schoenen en slaapzakken naar het postkantoor van Molyvos die de expats en vrijwilligers op het strand konden uitdelen. Met de halve tubes tandpasta van de Corendon-cliënten erbij waren ze een heel eind gekomen.

Eigenhandig‚ zonder hulp van autoriteiten of gevestigde organisaties‚ hadden ze in 2015 al vele tienduizenden vluchtelingen op weg geholpen naar West-Europa. Ze waren met recht trots op wat ze presteerden. ‘Als bij wonder de autoriteiten en hun hulporganisaties nu opeens wél zouden komen‚ zou ik ze wegsturen’‚ zei een boterhamsmeerster in een overmoedige bui. Ze was omringd door dankbaar happende vluchtelingen.

Wat moeten de vrijwilligers met de voeten van vluchtelingen die rotten omdat ze al dagen in de natte modder lopen?

In de loop van oktober veranderde Lesbos in een slagveld. Een paar honderd vluchtelingen per dag werden er drieduizend per dag‚ toen vierduizend‚ toen nog meer. Dagelijks tachtig boten werd normaal. Vrijwilligers tillen bijna elke dag wel kleine kinderen met gebroken botjes aan land: het stormt steeds vaker op zee en de kleintjes raken in de kuipen van de rubberboten verpletterd onder volwassenen die door de deining boven op ze klappen. Donateurs sturen nog steeds slaapzakken en babykleertjes‚ maar helaas geen röntgenapparatuur en ambulances.

Vrijwilligers kunnen de mensenstroom allang niet meer aan. Langs de zijlijnen van de lange rijen die door Europa trekken‚ sturen de helpers wanhopige Facebook-berichten de wereld in. Ze hebben niets meer te bieden. Wat moeten ze met de voeten van vluchtelingen die rotten omdat ze al dagen in de natte modder lopen? Met baby’s die door kou en gebrek meer dood dan levend lijken? Met de zieken‚ verlamden en bejaarden die als zwerfvuil werden achtergelaten op een strand of langs een spoorlijn? Als in de rijen wachtenden bij slagbomen en registratiepunten paniek uitbreekt‚ krijgen mensen klappen met knuppels en worden ze met traangas bestookt.

Dorst en angst

Ik zag in mooi Molyvos een toerist likkend aan een lekker ijsje langs een stoep kuieren. Op precies hetzelfde moment lagen op diezelfde stoep honderden vluchtelingen te huilen van ellende‚ dorst en angst. De vluchtelingen en de toerist bevonden zich op dezelfde plaats‚ op hetzelfde moment‚ in parallelle universums.

Ik bedacht dat de laatste keer dat in Europa het gewone universum naast een afgrijselijk universum bestond‚ was toen Joden naar Sobibor werden vervoerd om vernietigd te worden‚ terwijl andere mensen op precies hetzelfde moment naar de bioscoop gingen‚ of naar een bruiloft. Dat is een gevoelige vergelijking‚ maar ik maak hem toch.

Op Lesbos zag ik de twee universums elkaar even raken‚ toen de ijsetende toerist‚ afgeleid door een bord waarop de Molyvos Beach Bar adverteerde met een Happy Hour‚ struikelde over de gestrekte‚ vermoeide benen van een Syrische familie. Hij herstelde zijn evenwicht en kuierde verder‚ alsof er niets gebeurd was.

Begin november kapseisde een boot met naar schatting driehonderd vluchtelingen aan boord voor de kust van Molyvos. Spaanse vrijwilligers zagen het gebeuren en gingen eropaf. Met z’n drieën. Op jetski’s. Urenlang probeerden ze zo veel mogelijk gillende mensen uit de golven te trekken. Ten minste zestig vluchtelingen verdronken. Zelfs nog meer dan over wát ze moeten doen‚ tonen veel vrij- willige hulpverleners zich verbijsterd over wáár ze het moeten doen: ‘Dit kán Europa anno 2015 niet zijn!’‚ riepen ook deze Spanjaarden weer op hun Facebook-pagina’s.

Misschien hebben zij‚ of de drenkelingen‚ op enig moment in het uren durende drama het pontje van Turkije naar Lesbos wel voorbij zien varen. Voor mensen die in de juiste tijd op de juiste plek bestaan‚ met het juiste paspoort‚ kost de overtocht een tientje en hij duurt maar een uur.

Lees ook Linda Polmans columns: