In een Rotterdamse bioscoopzaal heeft Eduard Nazarski (66) zojuist zo’n vijftig Amnesty-leden toegesproken. Met jasje maar zonder das kijkt hij ontspannen om zich heen. Het is de eerste zaterdagmiddag van oktober.
In het bioscoopcafé praat hij na met belangstellenden. Al snel gaat het over het boerkaverbod dat Nederland deze zomer afkondigde. Amnesty is tegen dat verbod en reageerde met een kritisch filmpje op sociale media. Zo’n zeshonderd mensen zegden daarop hun lidmaatschap op.
In zijn toespraak zei Nazarski dat Amnesty dat filmpje niet had moeten verspreiden. In het café verdedigt een vrouw echter het Amnesty-standpunt: ‘Als iemand bewust kiest voor een boerka is dat geen onderdrukking. Vrouwen moeten de vrijheid hebben hun gezicht te bedekken.’ Een Rotterdammer gaat ertegenin. ‘Naakt over straat lopen is ook verboden. Openbare dronkenschap eveneens. Of vrouwen uit eigen vrije wil een boerka dragen, doet er niet toe. Democratisch spreken we met elkaar af wat wel en niet geoorloofd is in de openbare ruimte.’ Nazarski sussend: ‘Mag ik het daar niet mee eens zijn? Het probleem bij boerka’s is dat je morele intuïtie botst met de mensenrechtenredenering. Een gezichtssluier heeft, vind ik, iets ongemakkelijks. Het riekt naar vrouwenonderdrukking. Maar of ik het nou ongemakkelijk vind of niet, vrouwen hebben het recht op vrije expressie en godsdienstvrijheid. De democratische meerderheid moet rekening met hen houden. In het filmpje deden we echter alsof het een simpele kwestie was.’
Hoe had Amnesty het dan moeten doen?
‘We hadden het genuanceerder moeten brengen’, zegt hij elf dagen later in zijn kantoor in Amsterdam. ‘Een afgewogen opiniestuk in een krant was beter geweest dan een filmpje op sociale media, waar de vlam al snel in de pan slaat.’
Mensen zegden hun lidmaatschap op omdat ze het niet eens zijn met Amnesty, toch niet vanwege de manier waarop het standpunt werd verkondigd?
‘Ook op zo’n opiniestuk hadden we kritiek gekregen. En daar moeten we niet voor weglopen. Maar we moeten wel nadenken hoe we iets brengen. In plaats van onze leden te overrompelen met standpunten, moeten we hen meenemen en beter uitleggen waarom we iets vinden. Als we het boerkastandpunt anders hadden verwoord, denk ik dat minder leden waren weggelopen. In Rotterdam zei een van die opzeggers me toch weer lid te worden. Over de boerka zijn we het niet eens, maar hij steunt ons andere werk wel.’
Nazarski praat alsof hij eind dit jaar helemaal niet zal vertrekken als directeur bij Amnesty. ‘De gedachte dat ik hier straks niet meer werk is wel om weemoedig van te worden’, zegt hij. ‘Dit is echt een fantastische baan. Bovendien is er nog een hoop te doen.’
Hij begint over succesvolle acties, zoals die tegen etnische profilering door de politie. ‘Dat is mede door ons op de politieke agenda gekomen. Ook de campagne rondom het referendum over de Sleepwet pakte goed uit.’ Glimlachend: ‘En dat terwijl minister Ollongren vooraf zei dat wij kansloos waren.’
‘Ik zal niet dat ene kritische lid uit Utrecht worden dat het altijd maar beter weet’
Nazarski is enthousiast over Amnesty’s jaarlijkse Write for Rights-actie op 10 december. Een dag lang schrijven mensen dan Amnesty-brieven. Dit jaar op 1.100 plekken in Nederland. ‘Lokale Amnesty-vrijwilligers organiseren al die acties’, zegt hij trots. ‘Dat is ontzettend goed voor de vitaliteit van de beweging. We hopen dat dit jaar 100 duizend mensen ten minste één brief zullen schrijven.’
En dat heeft zin, vervolgt hij. ‘Praat maar eens met Leyla en Arif Yunus uit Azerbeidzjan. Hun enige dochter Dinara, die al jaren in Amsterdam woont, vroeg me eind 2014 of we haar ouders konden helpen die gevangenzaten. We kwamen in actie, najaar 2015 kwamen ze vrij en inmiddels wonen ze in Leiden. Dat zij nu in vrijheid leven komt mede door onze inzet.’
Minstens zo ontroerend vond Nazarski de vrijlating van Abdullah al-Man-souri. De Iraanse Maastrichtenaar werd in 2006 gearresteerd bij een bezoek aan Syrië waarna hij werd uitgeleverd aan Iran. Weinig mensen hadden hoop op een goede afloop. In Iran was Al-Mansouri eerder al ter dood veroordeeld. Amnesty bleef echter actievoeren. Acht jaar lang. ‘Daar zijn we goed in’, zegt Nazarski. ‘Doorgaan, doorgaan, doorgaan. Er zit een enorme drive in deze organisatie. We zoeken steeds naar nieuwe actievormen. Heel Nederland leefde met Al-Mansouri mee. Ik heb zelfs nog eens naast Wilders bij een fakkelwake gestaan.’
In 2014 kwam Al-Mansouri onverwachts vrij. ‘Dan ineens ontmoet je de man voor wie we zo lang zijn opgekomen. Heel bijzonder. In al die jaren heb ik zijn familie goed leren kennen en gezien hoeveel verdriet er was. Zachtjes en in gebroken Nederlands vertelde hij zijn verhaal. Na een paar ontmoetingen vroeg hij bescheiden of ik niet een keer een biertje wilde drinken. Niet lang erna zaten we op een Amsterdams terras. Zo mooi. Eindelijk kon hij dat weer doen.’
Wat is niet gelukt bij Amnesty? Waar ligt u nog wel eens wakker van?
‘De manier waarop de samenleving met vluchtelingen omgaat.’
Toch wel een treurige conclusie. Daar heeft u zich zo’n beetje uw hele carrière voor ingezet. Vóór Amnesty werkte u vijftien jaar bij VluchtelingenWerk.
‘Zeker. Ik weet nog dat ik in 2004 bij VluchtelingenWerk zei dat je iedere keer denkt: dit kan niet erger. Toch werd het steeds weer erger. Dat waren de jaren waarin Rita Verdonk het Nederlandse vluchtelingenbeleid vormgaf. Destijds had ik echt niet voor mogelijk gehouden dat een gevestigde partij als de VVD ooit zou voorstellen om het redden van vluchtelingen op zee strafbaar te stellen. Toch werd dat deze zomer geopperd. En dan heb ik het niet eens over de Turkije-deal of de afgrijselijke situatie in de Griekse vluchtelingenkampen die mede door Nederland in stand wordt gehouden. Onlangs werd bekend dat 1,2 miljoen vluchtelingen dringend hervestiging nodig hebben. Alle veilige en welvarende landen kwamen niet verder dan het aanbod van 60 duizend plaatsen. Nederland kwam met het beschamende aantal van 750. Dat werd later nog verminderd tot 500, in ruil voor een kinderpardon.’
Nazarski meent dat Nederlanders veel meer bereid zijn vluchtelingen te helpen dan het soms lijkt. ‘Toen in 2015 de foto van dat verdronken Syrische jongetje op het strand de wereld overging, was er ook in Nederland een golf van verontwaardiging. Mensen wilden helpen. Maar politici hebben die solidariteit vakkundig om zeep geholpen, met termen als testosteronbommen en asieleisers. Zulke woorden worden helaas beter gehoord dan de redelijke teksten van Amnesty en anderen. Halbe Zijlstra zei op een gegeven moment zelfs dat vrouwen hierheen vluchten voor een gratis borstvergroting. Volstrekte onzin, en al gauw nam de VVD’er dat weer terug. Intussen had hij die leugens wel al verspreid en hij wist heel goed dat dat zou blijven hangen. Zo wist hij de kritiek te omzeilen dat het kabinet helemaal geen scenario’s had uitgewerkt voor de komst van asielzoekers. Terwijl Den Haag dat toch echt had kunnen zien aankomen na jarenlange oorlog in Syrië en op andere plekken.’
Kwaad: ‘Het is moeilijk te verkroppen dat in een wereld waarin zoveel mogelijk is, regeringen wegkijken van humanitaire rampen. Brute wreedheid zelf is al vreselijk. Maar de geïnstitutionaliseerde onverschilligheid over die wreedheid is bijna net zo onverteerbaar. Een fatsoenlijke samenleving is een samenleving die zwakkeren niet vernedert. Dat doen we wel en dat steekt me. Tegelijkertijd geeft dat me ook energie om er iets tegen te doen.’
Moet u dan wel stoppen bij Amnesty? U praat erover alsof u nog tien jaar verder kunt…
‘Ik ga ook niet stilzitten. Laatst zei iemand in Zuid-Afrika tegen me dat opkomen voor mensenrechten is als het nemen van een douche. Dat moet je elke dag doen. Maar het is goed dat ik bij Amnesty het stokje overgeef. De komende tijd zal ik me op de achtergrond houden en niemand voor de voeten lopen.’ Lachend: ‘Ik zal niet dat ene kritische lid uit Utrecht worden dat het altijd maar beter weet. Maar ik zal zeker iets tegen onrecht en voor maatschappelijke initiatieven blijven doen.’
‘Opkomen voor mensenrechten is als het nemen van een douche. Dat moet je elke dag doen’
Tot slot wil Nazarski nog vertellen over de reizen die hij als directeur heeft gemaakt. Zo zag hij sloppenwijken in Nairobi, hij rook de ‘gruwelijke stank’ van olielekkages in de Nigerdelta, en op Lampedusa en Lesbos sprak hij met burgemeesters. ‘Dat waren inspirerende leiders. Ze zochten naar oplossingen voor alle partijen en probeerden boze burgers en de vele vluchtelingen op hun eilanden tot elkaar te brengen.’ Hoe anders was dat op Samos, waar de directeur van het vluchtelingenkamp weigerde iets te doen. ‘Toen ik vroeg of het vuilnis niet opgehaald moest worden, zei ze dat dat haar verantwoordelijkheid niet was. En ze kon er ook niets aan doen dat er overal slangen en ratten rondkropen. Vreselijk. Het staat niet in haar functieomschrijving dus deed ze niets.’
Ook een gesprek met een vrouw in een Nigeriaanse sloppenwijk vond Nazarski moeilijk. ‘Zij wilde een wc dichter bij huis omdat zij en haar dochter iedere avond verkracht dreigden te worden als ze naar buiten moesten. Ik kon niet veel meer doen dan toezeggen met de autoriteiten te praten.’ In Nairobi kon Amnesty sloppenwijkbewoners wel helpen, zegt Nazarski. ‘Door ons zeiden ze zich beter te realiseren dat ze rechten hebben die ze kunnen opeisen. Fantastisch om te horen. Niet langer hoefden ze zich overal bij neer te leggen. Toen ik tegen een vrouw vertelde dat ik uit de buurt van Den Haag kwam, straalde ze en begon ze over het Internationaal Strafhof. Veel critici van het hof menen dat het een westers instituut is. Iedere keer als ik dat hoor, moet ik aan die vrouw denken. In de sloppenwijken van Nairobi zagen ze het Strafhof niet als iets westers, maar hoopten ze dat het gerechtigheid zou brengen. Helaas heeft het hof de Keniaanse zaak later moeten staken.’
In het vluchtelingenkamp in het Griekse Idomeni schaamde Nazarski zich juist weer kapot. ‘Toen ik daar door de modder liep, en al die mensen zag in die doffe ellende, vroeg ik me af hoe het kan dat Europa dit laat voortbestaan… Neerslachtig keerde ik terug naar huis.’
Hoe reageert uw gezin daar dan op?
‘Wisselend. Een paar jaar geleden keek ik aan de ontbijttafel op mijn iPad. Een Iraanse vrouw dreigde geëxecuteerd te worden. Mijn dochter Nina van 14 zei er wat van. “Dit is echt belangrijk”, zei ik. “Dat zeg je altijd”, reageerde ze. Toen legde ik toch maar de situatie uit. Na even nadenken vroeg ze hoe het met Raif Badawi was, de Saudische blogger die stokslagen had gekregen. Ik vertelde dat hij nog vastzat, maar voorlopig niet meer geslagen werd. “Maar papa, je moet nu niet opgeven hè”, zei ze toen. Dat deed me wel wat.’
Een week na het interview maakt Nazarski zijn allerlaatste buitenlandse trip als Amnesty-directeur. In Polen woont hij de rechtszaak bij tegen veertien vrouwen die in 2017 werden opgepakt bij een protest. Ondanks zijn Poolse opa verstaat Nazarski er niets van als de rechter uitspraak doet. Maar aan de juichende mensen merkt hij dat het goed zit. De rechter spreekt de vrouwen niet alleen vrij, maar prijst ook de moed die ze hebben getoond. ‘Eindelijk gerechtigheid’, twittert Nazarski.