Phnom Penh, de hoofdstad van Cambodja, moet eind jaren zeventig een uitgestorven stad zijn geweest. Toen het genocidale regime van de Rode Khmer in januari 1979 na vier jaar schrikbewind werd verjaagd, had het maar liefst zo’n kwart van de bevolking van het land uitgemoord. En van de ‘elite’, kortgezegd de geletterde bovenlaag, had niet meer dan 10 procent de beruchte ‘Killing Fields’ overleefd. Ongelooflijke cijfers, waarbij je je moeilijk iets kunt voorstellen. Misschien was het enigszins vergelijkbaar met hoe de Joodse buurten in Amsterdam (en vele andere Europese steden) eruitzagen na de Tweede Wereldoorlog: lege straten, geplunderde huizen, verdwenen levens.
De tekst loopt door rondom de foto’s.
En zoals in Amsterdam de veelal verlaten straatjes en panden van bijvoorbeeld de Joodse wijk Vlooienburg uiteindelijk plaats moesten maken voor de Stopera, zo heeft ook in Cambodja, na nog enkele decennia instabiliteit, inmiddels de moderne bouwwoede toegeslagen. Met Chinees geld moet het achtergebleven Phnom Penh gaan lijken op de snel ontwikkelende buurhoofdsteden van Laos en Vietnam. De skyline gaat de hoogte in, glimmende wolkenkrabbers verrijzen langs de Mekong, winkelcentra en woonwijken worden uit de grond gestampt. Het is wel modernisering Chinese stijl: van buiten kapitalistisch, van binnen steeds autoritairder. Cambodja is in naam nog een democratie, maar half mei werd bijvoorbeeld de belangrijkste oppositiepartij opeens uitgesloten van deelname aan de verkiezingen van juli.
En die autoritaire, weinig sociale aanpak zie je terug in de foto’s die de Frans-Poolse fotograaf Benjamin Filarski maakte van deze stad in aanbouw. Zo fotografeerde hij een arme straatveger omringd door hoge nieuwbouw op het eiland Koh Pich in de Mekong, ook wel Diamanteiland genoemd. Hier staat een wijk waar de steenrijke nieuwe elite van Cambodja zich verschanst in peperdure villa’s. De vissersbevolking die er eerst woonde, is zonder pardon uit haar huizen gezet. Op dit eiland verrijst ook een klein nep-Parijs, compleet met panden in de bekende Haussmann-stijl en een replica van de Arc de Triomphe – Cambodja was ooit een Franse kolonie.
Dit alles wordt met lede ogen gadegeslagen door traditionele boeddhistische monniken, leden van de Cham-minderheidsgroep in hun krakkemikkige woonbootjes, bouwvakkers in hun tijdelijke containers en ook Mie de straatveger. Voor hen zal hier alleen maar plek zijn aan de marge, die zich steeds verder van het centrum verwijdert. Tot zij net als de slachtoffers van de genocide zullen zijn vergeten.