De beulen van ex-dictator Habré van Tsjaad
Het was een historisch vonnis: een hof in Tsjaad veroordeelde eind maart de twintig grootste beulen van het bewind van Hissène Habré (1982-1990) tot lange celstraffen wegens marteling en moord. Zeven kregen er levenslang, aan zevenduizend slachtoffers werd 118 miljoen euro compensatie toegezegd, te betalen door de daders en de staat.
Er is veel bekend over de dictatuur van Habré en het Directoraat voor Documentatie en Veiligheid (DDS), waarvoor de twintig werkten, onder meer dankzij het onderzoek van de Tsjadische Waarheidscommissie. Habré zelf was een ‘intellectueel, opgeleid aan eerbiedwaardige Franse universiteiten, maar een die denkt en zich gedraagt als een kamelendief’, aldus de commissie in haar rapport van 1992. Onder Habré gingen alle banen alleen nog naar leden van zijn etnische groep, de Gorame, die de rest van het volk gingen beschouwen als hun slaven.
Wie zich verzette, of omging met vermeende tegenstanders, wachtte de cel en marteling. Ze kregen gas in ogen, neus en mond gesporen of hun mond werd tegen de uitlaat van auto met draaiende motor gehouden, om enkele martelmethodes te noemen uit het rapport.
Verlaten kantoor
Reed Brody van Human Rights Watch was in 1999 bezig met een rechtszaak tegen de oud-Chileense dictator Pinochet, toen Tsjadische slachtoffers van Habré hem benaderden. ‘Bij ons is er ook zo iemand als Pinochet’, zeiden ze.
Sindsdien zet Brody zich in voor Habre’s berechting. In 2001 bezocht hij het verlaten kantoor van de DDS, waar hij stuitte op de dossiers van alle gevangenen van de DDS. Daaruit bleek dat er 1.208 mensen waren omgekomen tijdens hun gevangenschap.
Overwinning
Als ik hem bel is hij in Parijs voor overleg met advocaten over het proces tegen Habré zelf, dat op 20 juli begint bij de Speciale Afrikaanse Kamers in Dakar, Senegal. Dit zogeheten ‘hybride’ hof staat onder auspiciën van de Afrikaanse Unie, mede betaald door EU-landen en de VS.
Brody noemt de vonnissen in Tsjaad een ‘ongekende overwinning’ voor de slachtoffers, maar is blij dat Habré zelf, die eerder in Tsjaad bij verstek de doodstraf kreeg, daar niet terechtstaat. ‘Niemand wilde het risico lopen dat Habré gemarteld zou worden of een oneerlijk proces zou krijgen’, zegt hij.
Het onderzoek van het ‘haastig’ in elkaar gezette proces was ook lang niet zo uitgebreid als dat voor de Speciale Kamers: hoorden de Tsjadische onderzoekers en aanklagers zo’n honderd getuigen, de Senegalezen spraken maar liefst met 2.500 getuigen en slachtoffers.
‘Tienduizenden brieven van Amnesty’
De documenten die Brody in Tsjaad aantrof, maken ook deel uit van het bewijsmateriaal in de zaak tegen Habré zelf. Net als een verklaring van Habré over Amnesty, vermoedt hij.
Brody: ‘In het DDS-kantoor vonden we tienduizenden brieven van Amnesty-leden die om vrijlating vroegen van gevangenen. Habré moet daarvan hebben geweten. Onder de kop: “Wat wil Amnesty International?” schreef hij ooit een stuk waarin hij zei dat “deze zogenaamde humanitaire organisatie moet beseffen dat ze ons niets kan leren over mensenrechten.” Zelfs als je niet kunt bewijzen dat Habré opdracht gaf tot al die moorden, toont het artikel dat hij de beschuldigingen van de wandaden kende maar niets deed om ze te stoppen.’
Superlatieven
Brody komt bijna superlatieven te kort om het proces tegen Habré te beschrijven. ‘Dit is de eerste keer dat een land een ex-staatshoofd van een ander land berecht en het is de eerste keer dat een rechtszaak in Afrika wordt gehouden voor wandaden die zó erg zijn dat ze onder universele jurisdictie vallen.’
‘Het kostte de slachtoffers 24 jaar hier te komen en veel inspanningen door Human Rights Watch, Amnesty en, niet te vergeten, België, dat er een zaak over aanspande bij het Internationaal Gerechtshof. De Speciale Kamers begonnen pas echt in februari 2013, en het proces is naar verwachting eind dit jaar of begin 2016 voorbij. Drie jaar vanaf het begin van het hof tot het vonnis: dat is erg snel.’
Macky Sall
Maar dat het proces zal doorgaan, is met name te danken aan de verkiezing in 2012 van Macky Sall tot president van Senegal, zegt Brody. ‘Habré heeft naar verluidt de schatkist geleegd voor hij naar Dakar vluchtte. Daardoor kon hij machtige beschermers aan zich binden en volgde uitstel op uitstel. Sall deed wat hij als oppositieleider had beloofd en daar is politieke wil voor nodig. De slachtoffers en ik zijn hem daar dankbaar voor.’
Het laat maar weer eens zien dat, hoe groot de inzet van mensenrechtenorgansiaties ook is, het vaak individuen zijn die ervoor zorgen dat zo’n proces er komt.