De achterkant van het fatsoen
Tijdens Balkenende I, II en III is er iets wezenlijks aan het schuiven geraakt. Iets dat met normen en waarden te maken heeft, alleen niet op de ‘fatsoen moet je doen’-manier die de premier doorgaans bedoelt. In het vreemdelingenbeleid en in internationale betrekkingen lijkt eigenbelang het sleutelwoord: principes zijn goed maar ze mogen niet te veel kosten. Gerard van Westerloo kijkt terug op vier jaar omgang met de mensenrechten.
Gebrekkige eerbiediging van mensenrechten? In Nederland? De meeste kiesgerechtigden zullen er wat lacherig over doen. Worden er in Nederland dan nog steeds Jan Huigens in een ton (met een hoepeltje erom) over het Malieveld gerold? En hakt de beulsbijl nog altijd het hoofd af van bestuurders die de Oranjes minder welgevallig zijn?
Natuurlijk niet. De pijnbank, de duimschroef en het wurgkoordje zijn sinds jaar en dag opgeborgen in de kelders van Loevestein of het Muiderslot.
Maar toch.
Galerij der Schande
Er is in het Nederland van Balkenende iets vreemds aan de hand dat sedert de kabinetten-Drees niet meer aan de orde geweest is. Mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch nam de Nederlandse minister voor Vreemdelingenzaken Rita Verdonk dit jaar op in de jaarlijkse ‘Galerij der Schande’. Die eer deelde ze met de Nigeriaanse president Obasanjo, de insteller van een wettelijk verbod op homo-erotische verbintenissen. En met de Moskouse burgemeester Loezjkov, verbieder van een Gay Parade in zijn stad. Rita Verdonk belandde in deze Hall of Shame vanwege haar bereidheid homo’s uit te zetten naar Iran. Human Rights Watch deelde haar om die reden in bij de vijf publieke functionarissen die in het voorbije jaar het meeste bijgedragen hebben aan homofobie.
Verwijten
En in het jaarboek van Amnesty International kreeg Nederland voor het eerst sinds lang een veeg uit de pan vanwege het opsluiten van vreemdelingen in brandgevaarlijke cellen. En nog een vanwege de hulp bij de uitzetting van Abd-al Rahman, een Syriër die onmiddellijk na aankomst in zijn vaderland achter slot en grendel gezet werd.
Het betreft hier verwijten die voorgaande kabinetten zelden of nooit voor de voeten geworpen werden. Nederland gold juist als een gidsland zodra het om de eerbiediging van mensenrechten ging. Voorvechters als Peter Kooijmans (onder andere minister van Buitenlandse Zaken en speciaal VN-rapporteur inzake marteling) en Theo van Boven (directeur van het VN-centrum voor mensenrechten en speciaal VN-rapporteur marteling) speelden namens Nederland en in de Verenigde Naties juist op dit gebied een internationaal vooraanstaande rol.
Mensen die zich het lot van vluchtelingen wél aantrekken krijgen daarvoor van de regering op hun lazer
Nogmaals: het gaat natuurlijk niet aan om de Nederlandse versie van mensenrechtenschendingen gelijk te stellen met die van schandbrokken als Noord-Korea, Syrië of Congo. Maar verreweg de meeste waarnemers delen het ongemakkelijke gevoel dat er ook in Nederland zo nu en dan een grens gepasseerd wordt die tot voor kort voor onoverschrijdbaar werd gehouden.
Bijna alle kwesties waar het om gaat spelen zich af rond de wijze waarop de Nederlandse regering met vreemdelingen omgaat. De een, met name Rita Verdonk, noemt die rechtdoorzee. Anderen, waaronder met name de mensenrechtenorganisaties, houden die voor betrekkelijk inhumaan. Het scherpste verwijt treft de bereidheid die Nederland sinds enige tijd aan de dag legt om ook kinderen die uitgezet moeten worden voor kortere of langere tijd in de cel op te sluiten. Maar ook de hardvochtige manier waarop onuitzetbare vreemdelingen in de illegaliteit geduwd worden gaat in veler ogen niet langer voor acceptabel door.
Klemmend beroep
In beide gevallen kan de officiële verdediging van de regering moeilijk anders dan als hypocriet worden gezien. Wie voor een vreemdeling die zelf wel, maar wiens land van herkomst niet aan zijn terugkeer mee wil werken de poort van het vertrekcentrum openzet met de boodschap dan maar op eigen houtje de reis richting thuisland te aanvaarden, die mag zichzelf een procedureel zuiver geweten toedichten – intussen veroordeelt hij zulke ongeluksvogels in feite tot een zwerversleven zonder middelen van bestaan. Als er dan bovendien van hogerhand nog een klemmend beroep gedaan wordt op hulpvaardige Nederlanders om zulke mensen vooral geen geld toe te stoppen, alsjeblieft niet te voeden en zeker geen dak boven het hoofd te bieden, dan is de gemene vraag gerechtvaardigd of de Nederlandse overheid ze misschien liever van honger en van kou zou zien omkomen. De mensen die zich het lot van dergelijke vluchtelingen wél aantrekken – en dat zijn er in Nederland gelukkig veel, waaronder ook tal van bestuurders – krijgen daarvoor van de regering op hun lazer, meer dan dat ze erom geprezen worden.
Kinderdetentie
Ook de redenering dat kinderen de gevangenis niet in hoeven, maar dat het hun ouders vrij staat ze tijdelijk elders onder te brengen, miskent de noden van mensen die in dit land heg noch steg kennen. Onlangs nog nam het parlement een motie van de CDA’er Van Fessem aan die er, met het oog op de komende verkiezingen, de nadruk op legde dat zulke kinderen niet in het gevang thuis horen. In de daarop volgende overwegingen somde de motie echter zoveel uitzonderingen op dat het resultaat in niets meer leek op een strikt verbod op kinderdetentie.
Verdonk krijgt uit Brussel te horen dat zij ‘de minimale rechten van buitenlandse gevangenen met voeten treedt
Er is, om kort te gaan, tijdens de vier jaren van de drie kabinetten Balkenende, en tot op zekere hoogte daarvoor ook al, toen namens de PvdA Aad Kosto de rol van VVD’er Rita Verdonk speelde, iets wezenlijks aan het schuiven geraakt, iets dat op een andere manier dan de premier doorgaans bedoelt wel degelijk ook met normen en waarden te maken heeft.
Homo’s uitzetten
In een vorig nummer van Wordt Vervolgd verdedigde minister Ben Bot van Buitenlandse Zaken de Nederlandse wens homo’s uit te zetten naar Iran. Ook hij kende natuurlijk de wereldwijd afgedrukte foto van de drie jongelingen die vanwege hun seksuele geaardheid met een strop om hun nek onder de galg op hun dood stonden te wachten. In uitzetting zag hij desondanks geen probleem omdat uitgezette homo’s in Iran, vertelde hij, ongemoeid worden gelaten zolang ze maar niet publiekelijk voor hun geaardheid uitkomen. Het lijkt erg onwaarschijnlijk dat een van Bots directe voorgangers, van Van Aartsen tot Van Mierlo en van Van der Stoel tot Van den Broek, een vergelijkbare opvatting over homorechten voor zijn rekening had willen nemen.
Congolese autoriteiten
Al kan geen mens dus volhouden dat Nederland zich schuldig maakt aan grove schendingen van mensenrechten, van een onmiskenbare inperking van vluchtelingenrechten is wel degelijk sprake. En van, soms onvergeeflijke, slordigheden waar ministers in het volgzame parlement vrij makkelijk mee wegkomen. Zo hield minister Verdonk (haar naam valt in dit verband om de haverklap) in de Tweede Kamer strak en stijf vol dat er geen asieldocumenten aan de Congolese autoriteiten verstrekt worden. Een wantrouwende redacteur van het televisieprogramma Netwerk (Geertjan Lassche) reist daarop naar Congo af en vindt daar de onmiskenbare bewijzen van het tegendeel. Dezelfde minister krijgt vanuit Brussel in het rapport Buitenlandse gevangenen in Europese strafinrichtingen het verwijt dat zij, net als enkele van haar Europese collega’s, ‘de minimale rechten van buitenlandse gevangenen met voeten treedt’.
Oogverblindend
De relatieve aantallen buitenlanders in een Nederlands cachot zijn inderdaad tamelijk oogverblindend. Rekenen we de nooit voor enig misdrijf veroordeelde gevangenen mee die op detentieboten, in uitzetcentra en in politiecellen achter de tralies zitten, dan is in Nederland 63 procent van de gedetineerden afkomstig uit het buitenland tegen 8 procent in Finland en 0,8 procent in Polen.
De vreemdeling hier te lande, ook die mét een verblijfsvergunning, wordt het leven steeds lastiger gemaakt. Op vrijdag 15 september jongstleden stemden Verdonks collega’s er in de Ministerraad mee in vreemdelingen met een verblijfsvergunning spoorslags over de grens te zetten zodra ze tijdens hun eerste drie legale verblijfsjaren betrapt worden op het stelen van een pakje sigaretten. Pas na die jaren moet het om tenminste drie keer een pakje Camel of Marlboro gaan.
Brave ontheemden
Misschien is ‘eigenbelang’ wel het sleutelwoord. De Nederlandse omgang met vluchtelingen is niet langer belangeloos gastvrij. Zelfs de vijfhonderd vluchtelingen die Nederland, volgens een afspraak met de UNHCR, jaarlijks zélf uitnodigt om hierheen te komen, worden sinds kort niet alleen meer geselecteerd op grond van hun uitzichtloze of levensbedreigende situatie. Ze moeten ook wat minister Verdonk in haar brief aan de Kamer van 29 augustus 2006 noemt, ‘integreerbaar’ geacht worden. Dat is een andere manier om te zeggen dat Nederland alleen nog prijs stelt op de komst van brave ontheemden van wie we in de toekomst geen last zullen krijgen. Van de 589 personen, door de UNHCR voorgedragen, werden er dit jaar niet minder dan 450 de toegang tot Nederland geweigerd.
Zoals het er in eigen land niet zo best voorstaat met de ruimhartige interpretatie van vluchtelingenrechten, zo vermindert de klassieke voorlopersrol van Nederland ten aanzien van mensenrechtenkwesties in het buitenland ook aanmerkelijk. Voor het eerst sinds lang kreeg Nederland een Europese draai om de oren vanwege de eerdergenoemde kinderdetentie.
Nederland heeft langdurig bedenkingen onder woorden gebracht tegen het ‘verdwijningen’-verdrag. En tegen het wapenhandelsverdrag
Nederland als gidsland als het om internationale verdragen gaat met een mensenrechtelijk aspect? Tien jaar terug liep Nederland voorop als pleitbezorger voor een verdrag tegen folterpraktijken. Het Nederland van nu deed er bijzonder moeilijk over om het protocol daarvan te ratificeren, omdat er volgens (ex-)minister Donner al voldoende inspecties binnen zijn gevangeniswezen plaatsvinden. Volgens hem had het geen zin de gevangenispoort nog te sluiten als die telkenmale opengedraaid moet worden voor allerhande internationale controleploegen. Dat zulke inspecties in andere landen broodnodig zijn, zag het Nederland van nu niet als een vanzelfsprekend doorslaggevende reden om het verdrag dan maar wél te ratificeren. Zo ook heeft Nederland langdurig bedenkingen onder woorden gebracht tegen het ‘verdwijningen’-verdrag. En tegen het wapenhandelsverdrag.
Niet teveel kosten
Om kort te gaan: onder Balkenende heeft Nederland zijn internationale leidersrol in mensenrechtenkwesties verruild voor die van een aarzelende volger. Volgens het jongste, zojuist verschenen inspectierapport van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) is de Nederlandse inzet (ook al vóór Balkenende) rond de naleving van mensenrechten nog steeds ‘groot en professioneel’, maar is ons standpunt terughoudend zodra ‘belangen in het geding zijn die op andere beleidsterreinen liggen’. Principes zijn goed. Maar ze mogen niet teveel kosten.
Ooit was het Nederlandse mensenrechtenbeleid gestoeld op het uitgangspunt: wat is goed voor de wereld? Sinds enige tijd echter prevaleren eigenbelangelijke gedachtes als daar zijn: wat hebben we eraan, wat kopen we ervoor en wat kost het ons wel niet? Tot voor kort betaalde Nederland gaarne de prijs voor zijn humane benadering. Nu overheerst het verlangen om wereldwijd niet langer voor gekke Henkie versleten te worden.
Lichte onpasselijkheid
Amper zes weken voor de verkiezingen van november 2006 werd bekend dat Nederlandse politiekorpsen op extra budget kunnen rekenen als ze erin slagen een van tevoren afgesproken aantal illegalen op te sporen, aan te houden en voor te geleiden. Wie bij dit bericht een lichte onpasselijkheid op voelde komen, kreeg al gauw het verwijt dat de Tweede Wereldoorlog voor hem of haar blijkbaar nog altijd niet helemaal verleden tijd is.
Maar ook zonder de historische connotatie van medeplichtige Nederlandse geüniformeerden: een royaal beloonde mensenjacht hoort niet thuis in de christelijk, joods, humanistische traditie van ‘fatsoen moet je doen’.
Tekst: Gerard van Westerloo
Wordt Vervolgd, november 2006