Londen – Tegen het einde toont Donatella Rovera een foto van een stralend stel uit Raqqa, de hoofdstad van het IS-kalifaat waar ze onderzoek heeft verricht naar de gevolgen van de geallieerde bombardementen. ‘Dit zijn Munaf en Rayan. Ze trouwden jong, hij 18, zij 16, maar hun geluk duurde niet lang. Hij kwam als eerste om, bij een drone-aanval waarschijnlijk. Zij volgde een maand later, in het ouderlijk huis, in de keuken, bij een artilleriegeschut. Hun kindje is nu een wees.’
Het is het meest trieste verhaal in het drie uur durende interview op de burelen van Amnesty International in Londen, kort nadat de ervaren crisisonderzoeker is teruggekeerd uit de verwoeste stad in het oosten van Syrië. Tijdens de vier bezoeken aan Raqqa nadat het schrikbewind van IS er was weggebombardeerd heeft ze niet alleen verwoeste gebouwen gezien, maar ook verwoeste levens. Naar schatting zestienhonderd inwoners kwamen sinds 2017 om het leven.
‘Ik werk al twintig jaar als onderzoeker, heb oorlogsgebieden in Algerije, Irak, Libanon en Palestina gezien, maar Raqqa slaat alles’
De term bevrijding heeft een wrange nasmaak, want het middel leek soms erger te zijn dan de kwaal. ‘Er kwam iemand naar me toe’, vertelde Rovera, ‘die zei: “IS bracht een oom van je om het leven, maar de coalitie hele gezinnen, plus je huis, plus je winkel.”’
Het doel van Rovera’s reizen naar Raqqa was om aan de hand van interviews met bewoners, het doorzoeken van het puin en in kaart gebrachte schade een stevig rapport te maken over het optreden van de coalitie. De coalitie bestond uit de door Koerden geleide Syrische Democratische Strijdkrachten, die gesteund werden door de Amerikanen, Britten en Fransen. Een eerste rapportage heeft de Amerikaanse autoriteiten er al toe gedwongen toe te geven dat er nevenschade is, maar nog steeds wordt de enorme schaal ervan ontkend. ‘Ik werk al twintig jaar als onderzoeker, heb oorlogsgebieden in Algerije, Irak, Libanon en Palestina gezien, maar Raqqa slaat alles. Er is geen pand zonder schade.’
– Hoor en zie Donatella Rovera vertellen over haar bezoeken aan Raqqa in deze online scrollstory van Amnesty International. –
Bananen en pap
Rovera heeft Raqqa, een stad ter grootte van Enschede, in betere tijden gezien. Ze deed de stad aan toen ze in 2010 tijdens haar sabbatical door Syrië reisde en ook de eerste dagen van het kalifaat heeft ze met eigen ogen aanschouwd. Daarna was het voor westerlingen vrijwel onmogelijk, en bovendien levensgevaarlijk, om de stad binnen te komen. Wel was ze twee jaar geleden in de buurt van Raqqa, toen aan de vooravond van het militaire ingrijpen de vluchtelingenstroom op gang kwam.
De reis is, zo vertelt ze, een hele onderneming. Vliegen naar Erbil, in het noorden van Irak, dan met de auto naar de grens om daar met een veerpont de Tigris over te steken. Zonder gevaar blijkt dat niet te zijn. ‘Kort na onze overtocht zonk de veerboot’, vertelt ze. ‘Op de terugweg konden we de brug over, die inmiddels was gerepareerd.’ Na de oversteek ging de autoreis naar Kobane, een stad ten noorden van Raqqa. ‘Daar was het dichtstbijzijnde hotel. In Raqqa zelf kun je niet overnachten.’
Het betekende dat ze elke dag als een forens heen en weer moest, twee uur heen, twee uur terug. ‘Bij terugkomst in het hotel was het warme water meestal al op’, lacht ze, ‘de voorzieningen zijn heel minimaal.’ Wat ze at? ‘Brood, bananen, blikerwtjes en zakjes pap die ik uit Londen had meegebracht. Voor een echt diner was meestal geen tijd. Het waren lange dagen. Terug in het hotel was ik meestal erg moe, en als ik energie had ging die op aan het verwerken van de aantekeningen die ik die dag had gemaakt.’
Geen spoor van hulp
Tijdens de eerste bezoeken ging veel tijd op aan het doorzoeken van de puinhopen, om aan de hand van granaatscherven na te gaan wat voor wapens de Amerikaanse, Britse en Franse bommenwerpers hadden gebruikt. Wapenexperts van Amnesty konden dat dankzij haar werk haarfijn nagaan. Niet zonder gevaar: er lagen mijnen. De stad was vrijwel onleefbaar, zonder stromend water, elektra en andere basisvoorzieningen. Medische hulp bleef beperkt tot een dokterspost en een kraamafdeling. Van westerse hulp was geen spoor te bekennen.
‘Ik maakte de mensen meteen duidelijk dat ik niets concreets voor ze kon doen, dat ik geen hulpverlener was. Hun ellende aan de wereld vertellen, dat kon ik wel doen’
Het leggen van contact met Raqqanen was niet moeilijk. ‘Omdat er amper westerlingen komen klampten mensen me aan, om hun verhaal te doen en vaak ook om foto’s te tonen van naasten die ze hadden verloren. Onder druk van een massa mensen moest ik keuzes maken en besloot me te richten op mensen die spreken uit eigen ervaring, niet van horen zeggen. Tevens maakte ik meteen duidelijk dat ik niets concreets voor ze kon doen, dat ik geen hulpverlener was. Hun ellende aan de wereld vertellen, dat kon ik wel doen.’
Ze vertelt dat er ook scepsis leefde. ‘Sommige journalisten kwamen hier met ronselaars die lege beloften deden in ruil voor informatie of citaten. Dat heeft vertrouwen geschaad.’
Goede relaties
Rovera, die Arabisch spreekt, wist het vertrouwen te winnen en bouwde goede relaties op. Met één inwoner kreeg ze een speciale band: ‘Kleine Fatima’, een 10-jarig meisje dat niet alleen haar moeder en zusjes had verloren, maar ook haar rechterbeen. De hoop dat haar linkerbeen kan worden behouden is klein. Rovera toont beelden van de paniek die ontstond na de artilleriebestoking die van Fatima’s huis een bouwval maakte. Op de schokkende beelden is te zien hoe het meisje zwaargewond naar het ziekenhuis wordt gebracht.
‘Veel mensen zijn hun man of vrouw verloren. Er is in Raqqa dus een levendige huwelijksmarkt’
Het wilskrachtige meisje begroet Rovera als ‘Auntie’. ‘Tijdens mijn bezoek in het najaar van 2018 kwam ik erachter dat ze niet naar school ging. Haar vader was bang dat ze zou worden geplaagd omdat ze in een rolstoel zit. Ik heb er toen voor gezorgd dat ze wel zou gaan. Bij mijn laatste bezoek was ze weer thuis, maar dat kwam doordat haar rolstoel niet door de modder heen kon. Ik hoop dat ze naar een ziekenhuis in Damascus of in het Westen kan waar haar been kan worden gered.’
Eerst het voetbalstadion
Rovera bewondert de onverzettelijkheid van de bevolking, gesymboliseerd door waslijnen en gordijnen op de onbewoonbaar lijkende flats – vaak zonder buitenmuren. ‘Emoties zijn voor de rijken’, stelt ze. Ze zag hoe de winkelstraat van Raqqa langzaam weer tot leven komt. Naast slagers, bakkers en groentezaken, openen ook juweliers en zaken met trouwkleren hun deuren. ‘Het leven gaat door. Trouwen hoort daar ook bij, je moet weten dat veel mensen hun man of vrouw verloren zijn. Er is een levendige huwelijksmarkt.’
Tot verbazing, en lichte ergernis ook, van Rovera werken de Koerdische autoriteiten vooral aan de wederopbouw van belangrijke publieke ruimten. ‘Er wordt hard gewerkt aan het Paradijsplein, het grote stadsplein waar IS wekelijks publieke executies uitvoerde, en het voetbalstadion. Ergens begrijp ik het wel. Het zijn plekken waar mensen tijdens het kalifaat zijn opgehangen en waarschijnlijk ook gemarteld, maar ik denk dat het opbouwen van scholen en het ziekenhuis voorrang moet hebben – of gewoon van huizen.’
‘Ik heb sterk de indruk gekregen dat deze oorlog op een zo goedkoop mogelijke wijze is gevoerd’
‘Het zijn de mensen zelf die de stad weer leefbaar maken en ze slagen erin’, zegt Rovera, ‘maar tegelijkertijd proef ik teleurstelling en zelfs wrok over het feit dat de landen die de stad zo zwaar getroffen hebben nu niets doen om hulp te bieden. Mensen voelen zich in de steek gelaten. Daar komt de vrees over de toekomst bij. Komt de stad weer onder beheer van Assad? Als het Westen geen boodschap heeft aan humanitaire motieven, dan is er nog altijd het punt van de veiligheid. Is dit een kweekschool voor radicalisme?’
Wat dat laatste aangaat wijst ze op het lot van Mohammed, een jongetje dat zijn moeder, broertjes en zusjes heeft verloren toen na een bombardement een gebouw instortte waar vier gezinnen woonden. In totaal kwamen 32 mensen om. ‘Hij nam me mee naar de onheilsplek. Hij rende over het puin, vond een beertje van zijn broertje. Ik besloot hem daar weg te halen voor zijn geestelijke en fysieke veiligheid. Hij is 11, kan niet lezen of schrijven, is een boefje. Hij is de toekomst van Raqqa. Daar maak ik me zorgen over.’
Amerikaanse stront
Ze kan zich echter niet te veel laten leiden door emoties bij het werken aan een rapport waarmee de verantwoordelijken ter verantwoording kunnen worden geroepen. ‘Het probleem was natuurlijk niet het voornemen om Raqqa te bevrijden, maar de manier waarop het gebeurde. Ik heb sterk de indruk gekregen dat deze oorlog op een zo goedkoop mogelijke wijze is gevoerd, met grof geweld op basis van slechte informatie die ter plekke door het Koerdische grondleger was doorgegeven.’
‘De uitkijkpost van IS is onbeschadigd. Het is een raadsel waarom juist dit gebouw nooit is gebombardeerd’
Het onderzoek naar de burgerdoden in Raqqa deed Amnesty International samen met de organisatie Airwars, die de informatie analyseerde. Zo kon aan de hand van satellietbeelden, Google Maps, interviews, foto’s en informatie van burgers een plattegrond van Raqqa worden gemaakt die laat zien wat waar precies gebeurd is. Rovera toont een foto van een van de weinige gebouwen in Raqqa die onbeschadigd zijn gebleven. ‘Dit gebouw staat aan de rand van de stad, vrijstaand. Iedereen wist dat het diende als een uitkijkpost. Op het dak stonden IS-vechters met geweren waarmee ze schoten op vluchtelingen. Het is een raadsel waarom juist dit gebouw nooit is gebombardeerd.’
Sociale controle weg
Veiliger is de stad er niet op geworden. Het karakter is veranderd, heeft ze ontdekt. ‘Raqqa is altijd een conservatief bolwerk geweest, ook voor IS de macht overnam, een stad met veel sociale controle. Dat is weg. Het is niet langer veilig, zeker niet ’s nachts. Er is nu opeens drugsmisbruik en geweld.’ Op een handjevol militairen na zijn de Amerikanen verdwenen. Van de basis, zestien kilometers ten noorden van Raqqa, is weinig over. Rondscharrelend vond Rovera zakjes vloeistof. Ze dacht dat er shampoo in zat, maar navraag bij een militair expert leerde dat ze voor ontlasting bestemd waren.
‘De Amerikanen hebben hun stront achterlaten. Hoe symbolisch.’
Verwoeste stad
UitklappenAl Nusra en andere rebellengroeperingen haalden in maart 2013 op het centrale plein van Raqqa het standbeeld neer van oud-president Hafez al-Assad, de in 2000 overleden vader van de huidige Syrische president. Hierna grepen ze de macht in de Noord-Syrische stad aan de Eufraat. In een sportcentrum vestigden ze een shariarechtbank, ze vernietigden een winkel waar alcohol werd verkocht.
Een jaar later nam IS de macht over. Raqqa werd uitgeroepen tot hoofdstad van het kalifaat. IS-strijders verwoestten historische gebouwen en er waren talloze openbare executies. Veel inwoners sloegen op de vlucht.
Onduidelijk is hoeveel doden er precies zijn gevallen onder het IS-bewind. In februari dit jaar werd er even buiten de stad nog een massagraf gevonden van zestig centimeter diep, met naar schatting 3.500 lichamen.
In 2015 viel een coalitie onder leiding van de VS het kalifaat vanuit de lucht aan. Ook Syrische regeringstroepen – vijanden van de coalitie – bombardeerden Raqqa. Twee jaar later zette de coalitie een offensief in om IS te verdrijven uit Raqqa, met duizenden luchtaanvallen en tienduizenden artillerieaanvallen. Vrijwel heel Raqqa werd verwoest. Bij die aanvallen tussen juni en oktober 2017 vielen volgens Amnesty meer dan zestienhonderd burgerdoden. Volgens de geallieerden waren dit er slechts 318, zei een woordvoerder tegen CNN naar aanleiding van het rapport.