‘In Syrië gebeurt alles in stilte’
Nog voor ik uit bed kom, ben ik met mijn gedachten bij het coronavirus. Ik voel me vermoeid en heb last van een scherpe hoofdpijn. Ik probeerde ’s nachts aan die gedachten te ontsnappen, maar mijn slaap werd steeds onderbroken door nachtmerries in verschillende talen en gebieden. Half-mensen die vechten om een slokje water in landen die over bronnen met zoet water beschikken, die etalages inslaan en een ravage aanrichten.
Een aarde die danst van vreugde over de verminderde CO2-uitstoot. Straaljagers zonder brandstof. Tanks zitten vast in verlaten dorpen en verbergen zich terwijl ze wachten op munitie van een vervoerder die op de internationale snelweg Moskou-Damascus is gestrand.
Een niet-Verenigde Naties onder een blauwe paraplu die de oude wereldwijde illusie vertegenwoordigt dat we verenigd zijn tegen rampen. Maar iedereen denkt alleen aan zichzelf; de Europeanen denken nauwelijks aan Italië te midden van de storm. De wereld voert een oorlog tegen een onzichtbare vijand, die alle kaarten opnieuw schudt en zorgt voor de ineenstorting van alle voorraden. Maar terwijl economieën een vrije val maken en de cijfers in het rood staan, rijst de vraag: is het leven echt gelijk aan deze numerieke waarden?
De wereld voert een oorlog tegen een onzichtbare vijand, die alle kaarten opnieuw schudt
Nieuws over corona overspoelt de media. Paniek consumeerde de schappen met toiletpapier, desinfectiemiddel, gezichtsmaskers en pijnstilling. Een quarantaine hier, een noodwet daar. Corona is een plaag die wordt bestreden door witte jassen die uitgeput zijn van alle druk. Een mysterieuze ziekte, schaarse middelen, en geruchten die rondvliegen als kleine virusdeeltjes. En dan zijn er de ethische dilemma’s, keuzes over wie een behandeling op de IC méér nodig heeft. Moeten we de ouderen en kwetsbaren onder de morfine vreedzaam laten overlijden?
De telefoon gaat over en haalt me uit de brij in mijn hoofd. Ik hoor de stem van mijn vader vanuit een parallel universum; hij belt vanuit Syrië, waar niemand iets geeft om al het bovengenoemde. Daar noemen ze corona ‘longontsteking’, ‘ernstige bronchitis’ of hoogstens ‘seizoensgriep’.
Mijn vader, die vastzit in Aleppo, overlaadt me met vragen over mijn leven, werk en gezondheid, en vraagt me om thuis te blijven. ‘Je hebt astma, daardoor ben je extra gevoelig voor corona.’ Terwijl hij dit zegt, groeit mijn verbazing: mijn vader is bekend met corona! De Syrische diaspora heeft de muren om het land blijkbaar afgebroken.
Toen ebola zich verspreidde, wisten de Syriërs er niets van af – net als bij SARS, de varkensgriep en de vogelgriep. Destijds zwierven er teams door de Syrische dorpen en plaatsen die in alle stilte kippen, eenden, ganzen en duiven doodden. In Syrië gebeurt alles in stilte.
‘Oké vader, ik zal het huis niet verlaten… Maar jij ook niet.’ Ik verslik me als ik bedenk dat hij een oude man is met een zwak hart. Ik wil niet dat mijn vader sterft. Ouderen zijn het hoofd van de mensheid. En hoe moeten we verder zonder ons hoofd?