Charles Ghankay Taylor
Alsof hij college zat te volgen, zo zat Charles Ghankay Taylor erbij toen donderdag in Leidschendam rechter Richard Lussick het vonnis voorlas in de zaak tegen hem. De gerechtskamer van het Speciale Hof voor Sierra Leone verklaarde de Liberiaanse ex-president van Liberia schuldig aan de elf oorlogsmisdaden en misdrijven tegen de menselijkheid uit de aanklacht tegen hem – waaronder moord, verkrachting, plundering, slavernij en de inzet van kindsoldaten. Hij had de wrede rebellen van het RUF in het buurland Sierra Leone tot deze misdaden ‘aangezet’, hij had ze helpen ‘plannen’ en ‘ondersteund’, preciseerde de rechter, wat genoeg was om hem schuldig te verklaren.
Taylor, gehuld in onberispelijk, diepblauw maatpak, luisterde twee uur en een kwartier lang toe. Soms hield hij de handen plechtig gevouwen, dan maakte hij weer aantekeningen, maar op elk shot dat via de live verbinding op internet was te zien – ook bij talloze geïnteresseerden in Liberia en Sierra Leone – maakte hij een geconcentreerde indruk.
Lang niet alle beschuldigingen van de aanklagers werden overgenomen. De rechter sprak vele malen de woorden ‘de aanklagers slaagden er niet in te bewijzen dat…’. Maar de lijst bewezen misdaden, was indrukwekkend genoeg.
Darmen
Wat zelfs niet door Taylors verdediging wordt betwist, is dat drie rebellengroepen, waaronder het RUF, gruwelijke wandaden pleegden tijdens de burgeroorlog in Sierra Leone (1996-2002). In de samenvatting van het vonnis lichtte het hof er een paar uit, zoals het kerven van de letters RUF in lichamen van geronselde kindsoldaten, om hun ontsnapping te voorkomen, en het vermoorden van een burger in het openbaar, om vervolgens zijn darmen over de weg te spannen, om te dienen als wegversperring. Maar in hoeverre was Taylor zelf betrokken bij die wandaden? Dat was de vraag waar het om draaide tijdens de drie jaar dat de zittingen duurden.
De verantwoordelijkheid strekte ver, aldus het hof. Het achtte bewezen dat Taylor het RUF wapens leverde in ruil voor diamanten, dat hij rebellen liet trainen en verzorgen in Liberia, dat hij de rebellen uitgebreide logistieke steun gaf, waaronder mogelijkheden tot communicatie via satelliettelefoons, dat hij twintig Liberiaanse strijders naar Sierra Leone stuurde die meevochten met de RUF-strijders, dat hij al vroeg op de hoogte was van de wreedheid van het RUF zonder daar iets tegen te doen, en dat hij tijdens vredesbesprekingen in Lomé ‘publiekelijk vrede predikte terwijl hij in het geheim doorging met wapenleveranties’, in weerwil van het door de VN afgekondigde wapenembargo tegen Sierra Leone.
No living thing
Van doorslaggevend belang was wellicht het gesprek dat Taylor had met RUF-leiders met wie hij geregeld contact had, over de diamantvelden in het Kono-district. Hij adviseerde hen de velden te heroveren, middels een ‘angstaanjagende’ aanval, waarbij ‘alle middelen’ moesten worden ingezet. Hierop volgde inderdaad een gruwelijk campagne onder de burgerbevolking, genaamd ‘No living thing’ – wat neerkwam op: laat niemand overleven. De lokale RUF-leiders herhaalden Taylors uitspraak vooral fearful op te treden vaak tegenover hun mannen.
Maar hoeveel invloed Taylor, als ‘staatsman en president van Liberia’ ook had op de rebellen, zijn controle over hen was niet absoluut, aldus het hof. Ja, Taylor had de internationale misdaden ‘gepland, bevorderd en (de rebellen) ertoe aangezet’, maar hij had de wandaden niet zelf gepleegd of bevolen, noch was voldoende bewezen dat de aanval deel uitmaakte van ‘een gezamenlijk plan’ dat hij met anderen had opgezet. De RUF-leiders luisterden wel naar Taylor, maar hij was niet hun meerdere. Dat zal zeker meewegen in de strafmaat. Het hof maakt dit op 30 mei bekend, na op 16 mei nog eenmaal naar alle partijen te hebben geluisterd – onder wie Taylor zelf.
Bemba
Wie donderdag mogelijk even aandachtig naar rechter Lussick luisterde als Taylor, is Luis Moreno-Ocampo, hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof. Ook bij het Strafhof loopt een zaak tegen een staatsman in het ene land, wiens mannen wandaden pleegden in het andere land. Het is de Congolese voormalige vicepresident Jean-Pierre Bemba, die zijn mannen naar de Centraal Afrikaanse Republiek stuurde toen het staatshoofd daar, een vriend van hem, hierom verzocht.
Ook in de zaak-Bemba gaat het om moord, verkrachting en plundering op grote schaal, die de verdachte niet zelf pleegde, maar die zijn mannen op hun geweten hebben. Ook hier gaat het om de vraag in hoeverre de ‘leider’ controle had over zijn mannen en in hoeverre hij verantwoordelijkheid was voor hun daden.
Volgens Ocampo was Bemba’s controle groot. Op de openingsdag van de zitting citeerde hij uit een toespraak die Bemba tegenover zijn mannen zou hebben gehouden: ‘Iedereen die je in de gevechtszone tegenkomt, is een vijand. Want ik heb informatie ontvangen dat de vijand burgerkleren draagt.’ Alleen die toespraak zou al voldoende zijn om Bemba ‘schuldig’ te verklaren aan de wandaden die zijn mannen begingen, suggereerde Ocampo.
Wie vandaag naar het vonnis in de zaak-Taylor luisterde, is daar niet zo zeker van. Het bewijs tegen Taylor was overweldigend, mede dankzij een kroongetuige – Taylor zelf – die zichzelf herhaaldelijk tegensprak in de zeven maanden dat hij aan het woord was. Toch werden op het oog sterke bewijzen van Taylors directe macht over de rebellen, als ‘onvoldoende bewezen’ afgedaan. De rechters van het Strafhof hebben al laten zien minstens even streng te zijn als die van het Speciale Hof voor Sierra Leone, onder meer door de Rwandees Callixte Mbarushimana vrij te spreken. Het zal dan ook nog een hele kluif worden voor Ocampo en zijn opvolgster om Bemba veroordeeld te krijgen.