Caligula
Na de aardbeving in Haïti (2010) verscheen bij een Amerikaanse uitgever de taalgids ‘Essential Expressions for Communicating in Haiti’‚ met een heel hoofdstuk speciaal voor internationale hulpverleners die vanuit de hele wereld op het rampgebied afstroomden en geen Krio spraken. Er stonden zinnetjes in zoals ‘Do you know a good restaurant?’ (Ou konnen yon bon restoran?) en ‘Do you have a menu in English?’ (Ou gen yon meni an angle?)‚ zowel als: ‘You need not have sex with people for free food’ (Ou pa oblije kite moun pou manje moun dwe resevwa gratis) en ‘Do not give up your children to others for food’ (Pa boukante timoun ou yo pou manje). Seks eisen voor eten‚ of voor wat geld of schoenen bijvoorbeeld‚ is waar medewerkers van Oxfam-Groot-Brittannië uiteindelijk op zijn betrapt: ze gebruikten vrouwen en kinderen bij feestjes die door ooggetuigen werden beschreven als ‘Caligula-achtige orgieën’. Een Belgische Oxfam-chef‚ zelf een van de feestneuzen‚ werd na ontdekking niet ontslagen‚ maar kreeg de gelegenheid om ‘gefaseerd en waardig’ te vertrekken: de reputatie van de organisatie was belangrijker dan de wet. Want ook in Haïti is seks met kinderen strafbaar.
Dat de wereld achteroverviel van verontwaardiging en verbijstering (dat uitgerekend humanitaire hulpverleners dit deden!) is voor een deel de schuld van de journalistiek. Honderden journalisten kwamen naar Haïti‚ en slechts een handjevol bladerde de Krio-taalgids door. Het viel journalisten ook nooit op dat seksueel misbruik in hulpoperaties zó vaak voorkomt dat het allang zijn eigen afkorting heeft in het internationale hulpverlenersjargon: ‘SEA’‚ Sexual Exploitation and Abuse. In 1992-93 al verschenen rapporten over SEA in en rondom de vluchtelingenkampen in Cambodja: toen de hulpoperatie daar begon telde men zesduizend ‘prostituees’‚ twee jaar later waren het er 25 duizend. Ik zet ‘prostituee’ tussen aanhalingstekens‚ want in straatarme rampgebieden is het scheidingslijntje tussen professionele sekswerkers en mensen die zichzelf verkopen om te overleven flinterdun.
Seksueel misbruik komt in hulpoperaties zo vaak voor‚ dat het zijn eigen afkorting heeft
Na Cambodja volgden vele schandalen. In 2000 was er in Bosnië onderzoek naar vrouwenhandel door humanitairen‚ militair en civiel‚ uit de VS‚ Jordanië en Duitsland. In 2002 onderzocht de UNHCR aanklachten tegen veertig internationale hulporganisaties. De hulpwereld beloofde ‘PSEA’: maatregelen ter Preventie van SEA. In 2003: Italiaanse en Deense peacekeepers en humanitairen uit Eritrea weggestuurd wegens verkrachting van minderjarige vluchtelingen. 2008: meer dan honderd peacekeepers uit Haïti weggestuurd wegens seksueel misbruik in een zelfgebouwd en goedbezocht bordeel. Voor zover ik weet is niet één van de verdachten ooit voor een rechter verschenen‚ en de berichten haalden zelden of nooit de krant.
In 2011 volgde Caligula-gate in Haïti. Op pag. 109 van het Krio-taalgidsje stond de ‘essential expression’: ‘Geef misbruik aan bij de autoriteiten’‚ bij de Haïtiaanse chèf yo’s. Maar Oxfam redeneerde dat die chèfs ‘er toch niks mee zouden doen’. Oxfam zweeg‚ koos voor de bescherming van de eigen organisatie‚ niet voor die van de slachtoffers. Dát is voor mij het antwoord op de vraag hoe humanitairen dit kunnen doen: de hulpindustrie vindt au fond dat een landje als Haïti er is voor de hulpindustrie‚ en niet andersom.
Meer dan 9 miljard dollar werd voor aardbevingsslachtoffers in Haïti bijeengebracht. De gekozen Haïtiaanse regering kreeg daar minder dan 10 procent van; de rest belandde op de bankrekeningen van internationale hulporganisaties en de VN. Zíj en niet de Haïtiaanse chèf yo’s bepaalden wel even wat goed was voor Haïtianen. Kort na de ramp interviewde ik een Oxfam-autoriteit in een Haïtiaans tentenopvangkamp. Ik vroeg naar samenwerking met de lokale chèfs. Het antwoord: ‘We bepalen zelf wat we doen. We bewaken onze soevereiniteit‚ onze principes en onze eigen waarden‚ want we zijn verantwoording verschuldigd aan onze donoren.’ Die donoren zijn met name de Britse regering en de EU‚ niet de Haïtianen. Het enige waaraan Haïtianen uiteindelijk mochten meedoen‚ waren die feestjes.