Steeds meer landen gaan Rusland achterna, met de ‘buitenlandse agent-wet’
Een voor een voeren voormalige Sovjetlanden een ‘buitenlandse agent-wet’ in om onafhankelijke media, mensenrechtenorganisaties en de oppositie de kop in te drukken. Hoewel de EU deze regeringen bekritiseert, heeft zij nu zelf een richtlijn voorgesteld die op deze wet lijkt.
Rusland
Na jarenlange verdachtmakingen van journalisten en activisten voerde Rusland in 2012 de omstreden buitenlandse-agentwet in. De wet verplicht organisaties die buitenlandse financiering ontvangen en ‘politieke activiteiten uitvoeren’ zich te registreren als buitenlandse agent. Daar zitten niet alleen veel administratieve lasten aan verbonden, ook schrikt die titel donoren, adverteerders en partners af.
De wet lijkt vaag, maar in de praktijk richt hij zich op mensenrechtenorganisaties, onafhankelijke media, onderzoekers, journalisten, oppositie en andere critici. Twee jaar na de invoering was al een derde van de geregistreerde organisaties gesloten. Inmiddels nog veel meer, zoals de oudste mensenrechtenorganisatie van Rusland, Memorial, die in 2021 moest sluiten.
Lees ook: Hoe Rusland de laatste onafhankelijke journalisten de mond snoertDe lijst telt nu meer dan achthonderd organisaties en personen. Bijna iedereen met kritiek op Poetin krijgt de titel ‘buitenlandse agent’ opgeplakt. Oppositieleider Vladimir Kara-Moerza, die begin augustus werd vrijgelaten uit een Siberisch strafkamp als onderdeel van een gevangenenruil met de VS, schreef afgelopen juni nog een opiniestuk vanuit de gevangenis voor The Washington Post. De lijst staat volgens hem vol met legendarische namen. Van rockmuzikant Andrei Makarevich tot Nobelprijswinnaar Dmitri Moeratov. ‘Eerlijk gezegd lijkt het meer op een erelijst dan op welke zwarte lijst dan ook’, aldus Kara-Moerza, die er zelf ook op staat.
Toch zijn de gevolgen van op de lijst staan reëel. Je mag onder meer niet lesgeven, geen publieke evenementen organiseren, niet deelnemen aan verkiezingen of verkiezingen monitoren en geen boeken verkopen.
Azerbeidzjan
Azerbeidzjan wordt, net als veel andere voormalige Sovjetlanden, al jarenlang door één man geregeerd. President Ilham Aliyev legt de politieke oppositie aan banden door steeds strengere wetten en door de arrestaties van critici, activisten en onafhankelijke journalisten.
Lees ook: Azerbeidzjaanse activisten: ‘In de tijd van de Sovjet-Unie was het beter’ Net als in de meeste voormalige Sovjetlanden zijn ngo’s in Azerbeidzjan, die onder meer verkiezingen monitoren en misbruik en corruptie aan de kaak stellen, afhankelijk van buitenlandse steun. Aliyev heeft het Kremlin als voorbeeld genomen en pakt critici aan door buitenlandse financiering te beperken. Alleen met toestemming van het ministerie van Justitie mogen organisaties internationale subsidies ontvangen.
Onder andere nieuwssite Abzas Media is doelwit van de regering. De oprichter, hoofdredacteur en vier andere journalisten zijn in aanloop naar de presidentsverkiezingen afgelopen voorjaar opgepakt en beschuldigd van ‘smokkel van vreemde valuta’, omdat ze subsidies van buitenlandse organisaties ontvangen. Volgens Abzas Media wil de president druk uitoefenen als reactie op ‘een reeks onderzoeken naar corruptiebeschuldigingen tegen de president’. Andere journalisten van het nieuwskanaal werken nu vanuit ballingschap.
Vorig jaar publiceerde de regering een lijst van groepen en activisten die buitenlandse financiering ontvangen, ‘om buitenlandse inmenging tegen te gaan’. Wie zou daar immers tegen zijn?
Kazachstan
Ook Kazachstan volgt het Russische voorbeeld. In 2016 voerde het land een eerste wet in die organisaties verplichtte om buitenlandse financiering aan de belastingdienst te melden.
Lees ook: Durft Kazachstan te breken met ‘grote broer’ Rusland? In de aanloop naar de presidentsverkiezingen van 2021 werden ten minste dertien mensenrechten- en mediaorganisaties bedreigd met zware boetes en het stilleggen van hun werk. De reden? Vermeende kleine technische fouten in hun belastingformulieren. Pas na een golf van verontwaardiging, zowel binnenlands als internationaal, werden de beschuldigingen ingetrokken.
Maar de regering stopte daar niet. Vorig jaar publiceerde ze een lijst van groepen en activisten die buitenlandse financiering ontvangen, gepresenteerd als maatregel om buitenlandse inmenging tegen te gaan. Een retoriek die ook door politieke leiders in andere landen wordt gebruikt. Wie zou daar immers tegen zijn?
Critici in Kazachstan zien het juist als een poging om prominente mensenrechtenorganisaties te stigmatiseren, en vrezen dat de lijst slechts de voorbode is van een draconische buitenlandse-agentwet.
Kirgistan en Georgië
Deze twee landen verschillen enorm, maar ondergingen soortgelijke ontwikkelingen. Ze hebben revoluties doorstaan, hun eigen politieke leiders gekozen en hebben een relatief sterk maatschappelijk middenveld. Beide regeringen probeerden de buitenlandse-agentwet eerder al in te voeren, maar zagen daar van af na publieke druk. Ook lijken de politieke leiders uit beide landen autocratische neigingen te hebben en is de wet, ondanks protesten, dit jaar toch ingevoerd.
Lees ook: Kirgizische technoclubs als eilandjes van democratie In Georgië leidde de wet afgelopen voorjaar tot wekenlange massaprotesten die soms hardhandig werden neergeslagen. De wet is door de Georgiërs omgedoopt tot de ‘Russische wet’, vanwege de gelijkenissen. Westerse landen hekelen de wet en voeren sancties in tegen Georgische regeringsleden. Ook brengt de wet het kandidaat-EU-lidmaatschap van Georgië in gevaar.
In Kirgistan (de naam Kirgizië wordt door veel Kirgiziërs in verband gebracht met de kolonisatie door Rusland, red.) was het verzet minder hevig, maar zeker aanwezig. Meer dan honderd ngo’s ondertekenden een kritische open brief aan de regering, die in het wetsvoorstel grote delen van de tekst van de Russische wet had overgenomen. Veel organisaties staan voor de keuze om zich te registreren of te stoppen. Als reactie vertrok de Open Society Foundation uit het land. En de bekende Kirgizische mensenrechtenactivist Dinara Oshurahunova sloot haar organisatie Civic Initiatives, uit vrees voor de veiligheid van haar personeel.
Belarus
Belarus opende de aanval op ngo’s met buitenlandse donaties ongeveer gelijktijdig met Rusland. In 2011 voerde het al wetswijzigingen in die de controle verscherpten. Ook werd het strafwetboek gewijzigd, waarbij de definitie van verraad werd uitgebreid tot ‘hulp aan een buitenlandse staat, organisatie of hun vertegenwoordigers bij activiteiten die schadelijk zijn voor de nationale veiligheid’. Dit maakte veel organisaties tot doelwit van de autoriteiten.
Lees ook: Hoe het gaat met de Belarussische oppositie in Litouwen President Loekasjenko heeft deze organisaties in de afgelopen jaren steeds harder aangepakt, zoals het geval was met de grootste mensenrechtenorganisatie uit het land, Viasna. Loekasjenko verwees steeds naar de buitenlandse financiering die de organisatie ontving. In 2020 gingen werknemers van Viasna gebukt onder zware repressie, waaronder invallen, arrestaties en een blokkade van hun bankrekeningen. Een groot deel van de medewerkers werkt inmiddels vanuit ballingschap en een deel zit gevangen.
Zo wordt het onderwerp van buitenlandse financiering constant gebruikt om critici te stigmatiseren. De ruimte voor kritische journalistiek, oppositie en activisme is nagenoeg verdwenen.
Lees de Wordt Vervolgd Nieuwsbrief
Europese Unie
Hoewel de Europese Unie de regeringen van de hierboven genoemde landen bekritiseert, wordt zij nu door maatschappelijke organisaties ervan beschuldigd zelf een soortgelijke wet te willen. De EU heeft een richtlijn voorgesteld die lidstaten verplicht om organisaties die lobbyen voor niet-EU-landen openbaar te registreren. Dit om onder andere Russische beïnvloeding tegen te gaan. Maar tegenstanders noemen het de ‘EU-buitenlandse-agentwet’, en 230 maatschappelijke organisaties ondertekenden een kritische brief.
Vicevoorzitter van de Europese Commissie Věra Jourová benadrukt dat de wet geen buitenlandse-agentwet is, omdat het geen strafrechtelijke sancties of discriminerende labels zoals ‘buitenlandse agent’ bevat.
Toch maakt mensenrechtenorganisatie Article 19 zich zorgen over de mogelijke impact op mensenrechten in de EU en daarbuiten. Het zou volgens de organisatie ‘de rechten op vrijheid van vereniging en meningsuiting ernstig beïnvloeden en de ruimte voor het maatschappelijk middenveld in de EU verkleinen’. Het risico bestaat dat de gevolgen vergelijkbaar zijn met die van buitenlandse-agentwetten, zoals stigmatisering of hoge administratieve lasten. Bovendien, waarschuwt onderzoeker Tara Petrovic van het ngo-netwerk Civicus Monitor, verkleint de wet de geloofwaardigheid van de EU om vergelijkbare wetten zoals in kandidaat-lidstaat Georgië te bekritiseren.