Wie de macht beter willen verdelen, zullen onderling altijd om die macht blijven vechten, verwacht Grunberg
In een essay in de London Review of Books vraagt Lorna Finlayson zich af hoe feminisme gedefinieerd zou moeten worden, welke doelen het zich zou moeten stellen. Is het patriarchaat een neveneffect van het kapitalisme? Verder twijfelt ze of een kapitalisme dat blind is voor het geslacht van de werknemers – misschien zou ik moeten spreken over arbeiders – de moeite is om voor te vechten. En ze stelt dat bezuinigingsmaatregelen (austerity) nadeliger zijn geweest voor het inkomen van vrouwen dan voor dat van mannen.
Het dilemma dat achter deze vragen en stellingen schuilgaat is evident. Men is niet alleen vrouw; sociale klasse, etniciteit, religie en seksuele voorkeur spelen een rol, in het discours is dat intersectionaliteit (intersectionality) gaan heten. Verschillende elkaar overlappende identiteiten zorgen ervoor dat zij die gemarginaliseerd zijn, gemarginaliseerd blijven.
Mensen die macht beter willen verdelen, zullen onderling altijd om die macht blijven vechten
Als we het feminisme begrijpen als een bevrijdingsbeweging, kan het nuttig zijn naar andere bevrijdingsbewegingen te kijken om van daaruit iets te leren over de dilemma’s van dergelijke bewegingen. Het zionisme bijvoorbeeld is ontstaan, lang voor het nazisme, als reactie op de pogroms in met name Rusland én de Dreyfus-affaire. De ideologie ging uit van de gedachte dat er geen toekomst was voor de Joden in Europa en dat een thuisland wenselijk was voor de fysieke overleving van de Joden. Waar dat thuisland zou komen te liggen was van later zorg. Het zionisme had socialistische, religieuze, fundamentalistische en minder fundamentalistische stromingen.
De bundisten (een joods-socialistische beweging) in met name Rusland en Polen zagen het socialisme als een weg uit de misère van de Joden en wezen het zionisme af. Ondanks de bundisten migreerden veel Joden uit Oost-Europa aan het begin van de twintigste eeuw naar de VS en het is de vraag of hun nakomelingen daar nog als ‘gemarginaliseerd’ moeten worden beschouwd.
Een thuisland voor vrouwen is onpraktisch, thuislanden an sich zijn een negentiende-eeuws idee vermengd met allerlei romantiek, ik zou zeggen dat de natiestaat (Nederland als thuisland voor Nederlanders) niet meer van deze tijd is.
Elke bevrijdingsbeweging gaat uit van solidariteit onder de betrokkenen. Wie aangevallen wordt als Jood verdedigt zich als Jood, zei Hannah Arendt.
Zolang de dreiging van buiten reëel is, zal de solidariteit betrekkelijk vanzelfsprekend zijn. Maar we weten bijvoorbeeld van Hillary Clinton dat solidariteit zijn grenzen heeft. Lang niet elke vrouw steunde Clinton omdat ze vrouw is.
De vraag blijft, en ik heb daar eerder over geschreven, waar de onderverdeling in mensensoorten stopt. Afsplitsingen zijn onvermijdelijk, kijk naar de geschiedenis van de kerk.
En wanneer houd je op gemarginaliseerd te zijn?
Menselijke ondeugden zijn niet zozeer het product van instituten en systemen (het patriarchaat en kapitalisme), al kunnen systemen als het totalitarisme de ondeugden aanwakkeren. Wie we ook bevrijden, we bevrijden geen heiligen.
Alleen daarom zullen mensen die zich organiseren om macht beter te verdelen onderling altijd om die macht vechten.