Arnon Grunberg
© Jitske Schols

Bestaat eerlijke competitie? 

Richard North Patterson heeft 22 romans geschreven, zestien daarvan waren New York Times-bestsellers. Ik heb geen van die boeken gelezen, maar niet uit snobisme. Patterson schrijft thrillers. 

Zijn laatste boek, Trial, over een zwarte activist in de staat Georgia die een witte deputy sheriff doodschiet, werd geweigerd door alle belangrijke Amerikaanse uitgevers. Niet omdat het boek niet goed zou zijn, niet omdat het racistisch of anderszins onsmakelijk was, maar omdat Patterson wit is en we door de ogen van een zwart personage naar de wereld kijken. Uiteindelijk vond hij onderdak bij een wat obscure uitgeverij die ook antivaccinatieboeken uitgeeft met veelzeggende titels als Rise of the Fourth Reich. 

Dat laatste maakt Pattersons boek nog niet dubieus. 

Het zou niet moeten uitmaken wie wat schrijft. Iedereen heeft het recht over alles te schrijven, de vraag is of dat goed gebeurt of niet. 

Sommigen van mijn beste vrienden menen echter dat je geen plaats moet innemen die beter kan worden ingenomen door een iemand die gemarginaliseerd is. Een nobel streven, maar er zitten haken en ogen aan. Wanneer ben je gemarginaliseerd? En als er voordelen kleven aan de status van het gemarginaliseerd zijn, zullen mensen proberen zich die status toe te eigenen. Zo kende ik iemand in Amsterdam die geen handicap had, maar toch de ‘status’ van gehandicapte bezat, omdat het makkelijk was met parkeren. 

Veel ouders, vooral in steden, zijn tegen onrecht, maar hun kinderen gaan voor. Begrijpelijk 

 

Een soortgelijk dilemma doet zich voor op universiteiten. Wie laat je toe en op welke gronden? Amerika staat op het punt de toelatingstesten voor universiteiten, zogenoemde SAT-testen, af te schaffen, officieel omdat die discriminerend zouden zijn. Welke toelatingsregels dan zullen gelden is onduidelijk. Motivatie? Een columnist van The New York Times merkte op dat het schrijven van een goed toelatingsessay eerder getuigt van privilege dan de score op een gestandaardiseerde test, waaraan hij toevoegde dat hij twijfelde of zo’n toelatingsessay ChatGPT zou overleven. 

In diverse subculturen, van de museale via de literaire tot de universitaire wereld, speelt deze vraag: wie laten we op welke gronden toe? De regels veranderen en het is vermoedelijk onvermijdelijk dat mensen bij die veranderingen eerst aan zichzelf denken. 

Zijn de veranderingen goed of slecht voor mij, dan weet ik of ik ervoor of ertegen moet zijn. 

De nieuwe regels zullen vermoedelijk tot andere gemarginaliseerden leiden die zich vroeg of laat ook weer gaan organiseren. Daarnaast weten we dat veel ouders, vooral in verstedelijkte gebieden, tegen onrecht zijn, maar hun kinderen gaan voor. Begrijpelijk. Ik zeg dit niet om mensen weer eens van hypocrisie te beschuldigen. 

Hooguit kan worden opgemerkt dat het organiseren van rechtvaardige competitie geen sinecure is, zolang de spelregels ter discussie staan en als onrechtvaardig worden beschouwd.  

En ik vrees dat welke spelregels we ook hanteren, er altijd mensen zullen zijn die die regels als onrechtvaardig zullen beschouwen. 

Lees meer van Arnon Grunberg