Arnon Grunberg over vrijheid van meningsuiting anno 2010
Iedereen heeft er wel een mening over, maar waar de grenzen liggen weet niemand. Schrijver en Wordt Vervolgd-columnist Arnon Grunberg analyseert hoe we als maatschappij anno 2010 omgaan met vrijheid van meningsuiting. ‘We menen dat we onze vrijheid uitdrukken door onze mening te uiten.’
Het is geen onzinnige zij het een ietwat deprimerende gedachte dat een eigen identiteit bestaat bij de gratie van een vijandbeeld. Wie je niet wilt zijn en bij wie je niet wenst te horen zegt meer over jezelf dan wie je zelf denkt te zijn.
Hoe onzekerder iemand is over fundamentele vragen betreffende zijn eigen persoon hoe groter de behoefte aan een vijand.
Stamcafé
Maar een vijand hebben is niet genoeg, je moet je kenbaar maken aan de vijand, hem laten weten dat jij er bent. Je kunt hem opwachten als hij zijn stamcafé uitkomt, maar daar kleven bezwaren aan. Om te beginnen is er de kans dat hij terugslaat en dan is er ook nog de wet. Het is niet ondenkbaar dat de politie vindt dat de aanvaller in kwestie niet in zijn recht stond. Men wil zich wel kenbaar maken aan de vijand, maar bij voorkeur zonder ervoor in de gevangenis te komen.
Daarbij komt dat die vijand zelden een specifiek persoon is, maar veel vaker een betrekkelijk ongespecificeerde verzameling mensen: de linkse kerk, de elite, de fascisten. Aan Goebbels wordt de uitspraak toegeschreven: ‘Wie een Jood is bepaal ik.’ Zo bepalen wij eigenlijk allemaal wie onze vijanden zijn. De vijand zelf heeft wat dat betreft weinig in te brengen.
De nieuwe media hebben het schelden openbaar gemaakt. Wie een podium wil, kan een podium krijgen
Vroeger scholden mensen vanaf de bank op de tv, of beter gezegd op de vijand die ze op die tv zagen, of ze scholden aan de toog van hun café, waar de barman getraind was om te luisteren of althans kundig te doen alsof. De nieuwe media hebben het schelden openbaar gemaakt. Wie een podium wil, kan een podium krijgen.
Recentelijk merkte Martin Sommer in de Volkskrant op dat columnisten niet meer schelden, dat doet nu immers iedereen. Een juiste constatering. Het schelden is gedemocratiseerd. Daar komt bij dat alles gehoord en gezien moet worden. Exhibitionisme is al langere tijd een deugd. Dat verlangen naar roem, naar publiek, aandacht dus, ligt ten grondslag aan het probleem van wat wij tegenwoordig vrijheid van meningsuiting noemen.
Eerbaar
Waar over vrijheid wordt gesproken is overigens die vrijheid niet vanzelfsprekend. Wie beweert: ‘U bent vrij om dit te zeggen’, suggereert ook dat die vrijheid in twijfel kan worden getrokken. Dat er op die vrijheid een houdbaarheidsdatum zit. Nu bent u vrij dit te zeggen, morgen niet meer.
De vrijheid van meningsuiting bevindt zich met andere woorden in een periferie.
Daar waar twijfel bestaat of de mening in kwestie nog eerbaar is. Wie zich beroept op de vrijheid van meningsuiting zegt in de regel dit: wat u beweert is niet eerbaar, maar ik stel mij op het standpunt dat het oneerbare straffeloos gezegd moet kunnen worden. Tegenwoordig geloven wij dat wat juridisch aanvaardbaar is ook maatschappelijk aanvaardbaar is. Omdat het straffeloos gezegd mag worden moet het gezegd worden. Wij lijken te denken dat wat niet strafbaar is in de juridische zin van het woord daarom automatisch ook eerbaar zou zijn. Omdat het mag, is het goed.
Nachtclub
Aandacht is schaars. De behoefte aan aandacht is echter onuitputtelijk. De waarde van de mening is afhankelijk van het aantal mensen dat die mening heeft gehoord en gezien. Iets is waar omdat veel mensen die waarheid hebben gehoord en hem voor waar houden. Net als het schelden is de waarheid gedemocratiseerd.
In de regel krijgt men meer aandacht door iets uitzonderlijks te doen of iets uitzonderlijks te zeggen. In de meningenindustrie dient de geuite mening daarom niet alleen zo begrijpelijk mogelijk te zijn, de mening dient extreem te zijn, want pas dan genereert de mening aandacht. Vergelijk dit met de nachtclub. Het is het volume, de eentonigheid van de muziek, die moeten bedwelmen en opzwepen.
De filoloog Victor Klemperer schrijft: ‘Hoe zintuiglijker een toespraak is, hoe minder ze zich op het intellect richt, des te begrijpelijker is ze. Zodra ze het denken ontlast en het bewust uitschakelt en verdooft, overschrijdt ze de grens van eenvoud naar demagogie.’
Iets is waar omdat veel mensen die waarheid hebben gehoord en hem voor waar houden
Het spreekwoord luidt: op ieder potje past wel een deksel. Zo past op iedere mening ook wel een weetje. Niet de feiten overtuigen ons, maar onze intuïtie, onze overtuiging. Wij leven, zou je kunnen zeggen, in een dictatuur van het gevoel. De eenling die vroeger in een winkelstraat met een zeker fanatisme stond te protesteren tegen een onrecht dat hem of zijn familie was aangedaan heette toen een dwaas. Tegenwoordig zijn er minder dwazen. Iedereen die een podium weet te creëren is respectabel. Het podium maakt alles wat voos en mal was respectabel en interessant.
Overal blootgesteld aan een oordeel
Wat kwetst ons niet? Een schijnbaar terloopse opmerking van een vreemde of een vriend over onze bril, onze make-up, onze panty, onze neus of onze handtas kan onze dag vergallen. Overal zijn wij blootgesteld aan het oordeel van de ander, geregeld is die ander bereid dat oordeel ongevraagd te geven. Niet alleen fluistert de ander dat oordeel in ons oor, de ander wil ook best zijn oordeel over ons wereldkundig te maken.
Wie zijn mening uit, doet dat niet alleen om vijanden te maken en zo zichzelf te positioneren. De mening is ook een oordeel dat zich vaak vermomt als advies. Het ongevraagde advies is misschien wel een van de meest voorkomende verschijningsvormen van de mening. Dat advies wordt gegeven om aan het oordeel van de ander te ontkomen of om dat oordeel voor te zijn. Ongevraagd advies is in de meeste gevallen niets dan een preventieve aanval.
Het spreekwoord luidt: op ieder potje past wel een deksel. Zo past op iedere mening ook wel een weetje
Elke maatschappij heeft bepaalde zaken heilig verklaard. Onze god, onze paus, onze democratie, onze grondwet, onze vrede. Als de mening raakt aan iets wat heilig is in de maatschappij en daarmee niet langer een individu of een groep individuen afwijst, maar de maatschappij zelf ontwricht, wordt de vrijheid van meningsuiting een probleem. Daar legt de mening bloot wat niet blootgelegd had mogen worden: dat alles ontheiligd kan worden. De vraag naar wat niet gezegd mag worden is de vraag: wat is heilig? Als de vrijheid van meningsuiting een puur juridische kwestie blijkt te zijn, dan zeggen wij eigenlijk dat de rechter, bij gebrek aan andere autoriteiten, moet bepalen wat heilig is.
Afkeer van erwtensoep
Mensen hebben meningen om dezelfde redenen als waarom ze vijanden hebben. Om te weten wie ze zijn. Ik vermoed dat een negatieve mening meer zal bijdragen aan de constructie van een identiteit dan een positieve mening. De sterke afkeer van erwtensoep zegt meer over een persoon dan zijn voorliefde voor chocola.
Wie zijn mening geeft, riskeert het om mensen van zich te vervreemden. De vrijheid van meningsuiting lijkt een onderdeel van het oorlogsrecht te zijn. Welke manier van oorlog voeren is toegestaan en welke niet. Welke meningen zijn geoorloofd en welke niet. Als het om winnen gaat, is alles geoorloofd. Omdat er geen vanzelfsprekende hiërarchie is, alleen nog de betrekkelijke willekeur van de opiniepeiling, de verkiezing, de top-tien, de kijkcijfers, de resultaten kortom, zoekt de persoon met een mening de grens van het toelaatbare op. Waar alles gezegd kan worden, waar elk taboe succesvol want straffeloos ontheiligd kan worden, wil de mening uiteindelijk nog maar een ding weten: wat kan niet gezegd worden? Wat is ontoelaatbaar? Zoals winst gemaximaliseerd wordt, zo maximaliseert de mening de extremiteit.
Je mening voor je houden
Op vragenlijsten wordt dikwijls de mogelijkheid geboden het vakje ‘geen mening’ aan te kruisen. Mensen kunnen daar in de regel weinig waardering voor opbrengen. Zij die geen mening hebben, zijn lafaards of grijze muizen, mensen die van onverschilligheid hun hobby hebben gemaakt. Het is merkwaardig dat wij menen dat wij onze vrijheid uitdrukken door onze mening te uiten. Met net zoveel recht van spreken kunnen wij zeggen dat wij onze vrijheid bewijzen door van het recht gebruik te maken die mening voor ons te houden. Ik bedoel dit niet eens in de juridische context, waarbij vrijwel iedere rechtstaat de verdachte het recht geeft om te zwijgen.
Liftmuziek
Een maatschappij kan gedefinieerd worden als een verzameling gedragsregels. Veel van die gedragsregels komen neer op het onderdrukken van neigingen die wij om diverse redenen onbeschaafd vinden. Veelal hebben die neigingen met agressiviteit en seksualiteit te maken, of een combinatie van die twee. Wie op een begrafenis urenlang heeft moeten luisteren naar toespraken waarin de dode heilig wordt verklaard, terwijl de toehoorders beter weten, kan opgelucht opveren als eindelijk een spreker zegt: ‘Hij was een klootzak.’ Daarin zit de aantrekkingskracht van het onbetamelijke: men zegt wat men niet mag zeggen.
Waarheid moet niet verward worden met eerlijkheid
Een zekere waarheidsliefde kan schuilgaan achter het onbetamelijke. Daar staat de waarheidsliefde dan op gespannen voet met de gedragsregels: ik beledig u omdat de waarheid mij dat voorschrijft. Maar waarheidsliefde wil niet altijd zeggen dat men de waarheid die men gevonden denkt te hebben wereldkundig moet maken. En waarheid moet niet verward worden met eerlijkheid. Ik mag vinden dat de gastvrouw die voor mij gekookt heeft niet kan koken, maar niemand dwingt mij deze waarheid uit te spreken. De beleefdheid schrijft mij zelfs voor die waarheid zorgvuldig geheim te houden.
Waarheidsliefde kan alleen blijven bestaan als men beseft dat die liefde zich soms in het verborgene moet afspelen. Wie de leugen a priori afwijst, wijst de beschaving af. De beschaving die ons voorschrijft bepaalde verlangens, ook verbale verlangens, te onderdrukken, doet meer dan alleen onderdrukken. Zij houdt die verlangens ook levend. Waar alles geoorloofd is, sterft het genot. Waar alles gezegd moet kunnen worden omdat het gezegd mag worden, wordt de taal een spel zonder inzet. Zelfs de orgiën die De Sade beschrijft, moeten voldoen aan nauwgezette spelregels. Wie alleen maar spreekt omdat het mag bedrijft niet eens een orgie in de verbale zin van het woord. Zo iemand maakt liftmuziek.
Arnon Grunberg, (1971) debuteerde in 1994 met Blauwe maandagen. Sindsdien publiceerde hij (ook onder het heteroniem Marek van der Jagt) een breed oeuvre van o.m. romans, korte verhalen, journalistieke reportages, toneelwerken, poëzie, essays en scenario’s. Hij is columnist van Wordt Vervolgd. Onlangs verscheen zijn nieuwe roman Huid en haar. www.arnongrunberg.com
Wordt Vervolgd, december 2010