Allemaal familie
Mensen plakken de kwalificatie ‘fascisme’ tegenwoordig vaak al te gemakkelijk op gedragingen die hun niet bevallen. Ik heb in een linksradicale kring het eten van vlees al eens een ‘fascistische ideologie’ horen noemen.
De Italiaanse auteur Umberto Eco liet de wereld na zijn overlijden in 2016 een lijst na van karakteristieken waaraan we fascisme kunnen herkennen. Eco groeide op in het Italië van Mussolini en was zoals alle Italiaanse jongetjes in die tijd idolaat van de fascist. Als 10-jarige won hij een prijs voor het beste essay over het onderwerp ‘Moeten we bereid zijn te sterven voor de glorie van Mussolini?’ Het antwoord van de kleine Umberto was ‘ja’.
In april 1945 marcheerden de antifascistische Partisanen zijn dorp binnen, verwelkomd door een zingende, vaandelzwaaiende menigte. Leider Mimo verscheen op het bordes van het stadhuis en gaf de kortste toespraak die Eco ooit gehoord had: twee zinnen. Mussolini’s speeches waren altijd eindeloos geweest en schoolkinderen moesten passages uit hun hoofd leren.
Uit zijn wereldberoemde betoog ‘Ur-Fascism’ (1995), waarbij ‘ur’ staat voor ‘oer’, kunnen we leren dat de Duitse nazi’s, de Amerikaanse alt-rightbeweging en de Europese ‘identitairen’ verschillend lijken, maar allemaal uit dezelfde familie komen.
‘We moeten alert blijven’, schreef Umberto Eco, ‘oerfascisme is overal, soms in gewone burgerkleding’
Altijd is er de cultuur van de traditie, zegt Eco. De Verlichting wordt afgewezen en kritisch denken, zoals bevorderd door wetenschappers, staat gelijk aan verraad. Altijd is er de angst voor het vreemde. Fascisme begint vaak met de oproep om het binnendringen van ‘anderen’ een halt toe te roepen. En altijd is er sprake van een complot: volgers moeten zich door de ‘anderen’ bedreigd voelen.
Altijd wordt een gefrustreerde middenklasse aangesproken, die zou lijden onder een economische recessie en die wordt genegeerd en vernederd door de politiek. En altijd is er machismo: vrouwen en gehandicapten worden niet serieus genomen, en seksualiteit die anders is dan de standaard wordt afgekeurd.
Soms ontbreekt een van de kenmerken, maar dan zijn het nog steeds fascisten. Soms spreken kenmerken elkaar tegen: in de retoriek is de vijand vaak nu eens te sterk en dan weer te zwak. De mainstream media bijvoorbeeld zijn de ene keer louter lachwekkend, en de andere keer ondermijnen ze de nationale veiligheid met gevaarlijke radicaallinkse propaganda. Soms lijken overtuigingen onderling in tegenspraak. Franco’s falangisme was ‘hyper-katholiek’, terwijl Hitlers antichristelijke nazisme met een flinke snuif Keltische mystiek op zoek was naar de Heilige Graal. Toch waren het beide fascistische bewegingen.
‘We moeten alert blijven’, schreef Eco, ‘oerfascisme is overal, soms in gewone burgerkleding. Het zou makkelijker zijn als er iemand zou opstaan die zegt: Ik wil Auschwitz heropenen, ik wil dat de zwarthemden weer marcheren op Italiaanse pleinen. Maar zo simpel is het leven niet. Oerfascisten kunnen onschuldig lijken: het is onze plicht om ze te ontmaskeren.’