Rechtvaardigheid en mensenrechten
De begrippen gerechtigheid en rechtvaardigheid worden door elkaar gebruikt. Er zijn sociale, politieke, economische, morele, juridische en andere vormen van rechtvaardigheid.
Rechtvaardigheid heeft twee hoofdbetekenissen:
- Een eerlijke verdeling van rijkdom en voorzieningen, bescherming tegen uitbuiting en onderdrukking.
- Herstel van onrecht en berechting van degenen die zich aan misdrijven schuldig hebben gemaakt (gerechtigheid).
Rechtvaardigheid in de oudheid
Bij de Grieken bestond het rechtvaardigheidsbegrip als een beginsel dat de elementen van het universum regelt. Voor Plato (427-347 v. Chr.) betekende rechtvaardigheid dat iedereen deugdzaam leeft volgens de plaats van degene in de samenleving en de relaties met anderen. De kerkvader Augustinus (354-430) zag rechtvaardigheid als de onveranderlijke, door God gegeven natuurwet.
Richtlijn voor wetten
De denkers van het natuurrecht, dat in de 17e eeuw opkwam, beschouwden rechtvaardigheid als een uitvloeisel van de rede. Tegenwoordig betekent rechtvaardigheid een richtlijn bij de formulering en interpretatie van wetten. De wet zou bijvoorbeeld vaststaande straffen voor bepaalde vergrijpen kunnen voorschrijven, maar dit zou onrechtvaardig zijn omdat dan geen rekening gehouden kan worden met bepaalde omstandigheden, draagkracht en gedeelde schuld.
Een belangrijke moderne denker over rechtvaardigheid is de Amerikaanse filosoof John Rawls (1921-2002).